Een elementair deel van dat menselijke samenleven bestaat uit een evenwicht tussen twee tegengestelde krachten: de competitie tussen de individu en om het leiderschap van de groep en de mogelijkheden van voortplanting, en de samenwerking binnen de groep om gevaren van buiten de groep het hoofd te bieden. Beiden zijn het directe vervolg op basale evolutionaire processen, aanwezig bij talloze diersoorten. Hoewel door de nauwe betrokkenheid van de menselijke waarnemers enigszins versluierd, gelden deze evolutionaire principes onverkort voor de menselijke soort. Uit de evolutie van de menselijke soort is ook eenduidig vast te stellen in welke richting dit evenwicht gaat in de loop van de tijd: die van dictatuur naar democratie, van macht naar gezag of van strijd naar meer samenwerking . Dat heeft een simpele reden: hoe meer mensen je bij de creatie van een product kan betrokken, des te groter, ingewikkelder en krachtiger die producten (kunnen) zijn. Denk aan het verschil tussen een vuistbijl en een kerncentrale. Deze ontwikkeling veroorzaakt ook tegenkrachten. De toegenomen materiële rijkdom als gevolg van de toegenomen samenwerking maakt ook steeds grotere verschillen tussen de individuen mogelijk. Dit betekent dat de topposities steeds aantrekkelijker worden - vroeger betekende een toppositie een kamer met een openhaardvuur, nu betekent een toppositie de mogelijkheid voor een ruimtereis. De drang naar de topposities en de strijd erom worden dus ook steeds heviger . Al die mensen die naar de topposities streven, staan daarom in het essentiële maatschappelijke krachtenveld veel meer aan de kant van de competitie, eufemistisch aangeduid als individualisme of liberalisme, maar in feite zijnde het recht van de sterkste, dan voor samenwerking. Een houding die je in het licht van de lange-termijnontwikkeling van de mensheid juister betitelt is als reactionair,omdat het een rem zet op die ontwikkeling Dit op lange termijn schaal min of meer geleidelijk verlopende proces, gaat in feite natuurlijk met horten en stoten. Stel er is een situatie van min of meer evenwicht - de krachten van samenwerking en individualisme in de geest van de gemiddelde mens zijn even groot. Nu ontstaat er door externe druk of gewoon enige fluctuatie ergens meer praktisch samenwerking, waardoor nieuwe successen worden geboekt (men kan zeewaardige schepen bouwen en gaat op ontdekkingstocht). Dan zijn ook de maatschappelijke topposities aantrekkelijker geworden. De geest van de mens verandert echter duidelijk veel langzamer dan de buitenwereld, en daarin is het krachtenevenwicht min of meer gelijk gebleven. Ten opzichte van de veranderde buitenwereld is de neiging tot samenwerking dus (iets) te laag, en de neiging tot competitie of individualisme iets te hoog. En dit terwijl de beloning van individualisme aantrekkelijker is geworden. Dus is er tijdelijk een nettokracht richting individualisme. Een voorbeeld van dit proces is de periode van direct na de Tweede Wereldoorlog. De wederopbouw "dwong" tot een langere periode van samenwerking, die leidde tot sterke economische groei. Waarna in de jaren tachtig de topposities zo aantrekkelijk werden, dat het individualisme de overhand kreeg, samengevat in de woorden van Brits premier Margaret Thatcher: "There is no such thing as society". Deze tot nu toe gegeven beschrijving is die van de buitenkant - het nettoresultaat als gezien door de historicus. Binnen de maatschappij speelt zich op ieder gegeven moment, openlijk of verborgen, ook dezelfde dynamiek af: er zijn groepen die meer het samenwerkingsmodel nastreven, en groepen die meer voor het individualisme gaan. Deze indeling is samenwerkende en individualiserende kracht is de grote gemene deler achter diverse politieke en maatschappelijke tweedelingen. Op het eerste gezicht valt ze natuurlijk grotendeels samen met de klassieke indeling in "links" en "rechts". En hier staat "grotendeels" omdat er binnen links en rechts ook weer deelstromingen zijn die verschillende mate van nadruk op het één of het ander leggen, en "klassieke" omdat onder invloed van andere krachten er ook verschuivingen plaatsvinden, zoals onder invloed van de immigratie de groep die zich links noemt zich grotendeels achter de archaïsche krachten van de religie, de islam, heeft geschaard. Een tegenwoordig wat accuratere tweedeling is die van de Rijnlandse en de Angelsaksische of Anglicistische wereld - waarbij het laatste staat voor het neoliberalisme of kapitalisme. De Angelsaksische neoliberale wereld gaat uit van de absolute waarde van concurrentie , strijd tussen de burgers, het recht van de sterkste , en dus van wantrouwen. De Rijnlandse wereld gaat in eerste instantie uit van samenwerking , en van vertrouwen . In dit artikel gaat het om de kwestie of en hoe deze maatschappelijke krachtenwerking terug te vinden is in diverse eigenschappen in de geest van de betrokken individuen. In dit artikel toegespitst op de rechtse geest. Het meest voor de hand liggend om mee te beginnen is de emotionele houding ten opzichte van de medemens. Aan de kant van de kleinere en lichtere gevallen is de rechtse houding voor iedereen al decennialang is waar te nemen in allerlei vormen van klein-asociaal gedrag, het korte lintje, asociaal verkeersgedrag en dergelijke, samenvattend ook wel aan te duiden als "automobilisme" . Deze meer oppervlakkige waarnemingen worden sinds een paar jaar (schrijvende in deze versie in december 2010 - de eerste versie is van 2006 ) steeds meer gesteund worden door regulier onderzoek (van DePers.nl, 13-12-2010, door Marcel Hulspas):
En zoals het zo vaak gaat, komt ook dit soort onderzoek in trends (de Volkskrant, 30-12-2010, door Peter de Waard:
De cortex cingularis anterior oftewel de ACC is al langer bekend als dat deel van de hersenen dat emotionele impulsen (van de amygdala) en rationele gedachten (van de neocortex) en afweegt . De terminologie "het verwerken van emotionele prikkels" is dus accurater te formuleren als "het reguleren van emotionele prikkels". Deze resultaten uit eind 2010 zijn gepresenteerd als nieuw en enigszins spectaculair, maar ze zijn slechts een wat verdere specificatie van wat eerdere onderzoeken al lieten zien (van Volkskrant.nl, 22-04-2009, door Jorien de Lege):
Hier moeten we ingrijpen in het verslag, want we kunnen er als bijna zeker vanuit gaan dat in het oorspronkelijke Amerikaanse artikel de term "liberal" is gebruikt. Het Amerikaanse "liberal" is echter totaal iets anders dan het Nederlandse "liberaal". Dat laatste hoort in Nederland voornamelijk bij de VVD - "liberal" behoort als persoon of bijvoeglijk naamwoord in Amerika politiek gezien tot de Democraten, en de VVD lijkt veel meer op de Republikeinen dan de Democraten. De term "liberal" is meer een algemeen maatschappelijke houding dan een specifiek politieke, en de beste vertaling is "progressief". In de rest van het citaat zullen we term "liberaal" daarom vervangen door "progressief":
Deze laatste interpretatie van de test is zeker niet de enig mogelijke. Zoals we al gezien hebben, is de rol van de ACC normaal gegeven als de handhaver van het evenwicht tussen emotionele en rationele prikkels. Dat kan je verder uitbreiden tot prikkels uit de cortex (grote hersenen), waar de ratio schuilt, en alles wat daaronder ligt, emoties en nog basalere zaken als reflexen (de ACC ligt daar ook letterlijk als aparte laag tussen). Als iemand een zich herhalend proces sneller of beter vastligt in zijn autonome reflexensysteem, zal hij dus meer fouten maken als een gebeurtenis afwijkt van dat patroon. Het is niet de ACC die aanspoort tot verandering, maar de ACC blokkeert meer de reflexmatige, en emotionele, impulsen. Overigens is dit geen puur statisch proces gebleken . Dat maakt dat er enige voorzichtigheid is geboden met een kwalificering van één van de houdingen als goed of fout:
Het kan ook heel nuttig zijn als iemand voorzichtig, conservatief, reageert, zoals de natuur laat zien . In Nederland was al eerder een uitgebreider onderzoek gedaan met een zelfde soort uitkomst (uit de Volkskrant, 04-11-2006, door Marcel Hulspas):
De VVD is de Nederlandse politieke vertegenwoordiger van wat in het eerste artikel wordt aangeduid met conservatieven, en hier meer in het algemeen het rechtse denken wordt genoemd. Noot: In de menswetenschappen is de herhaling van al gedaan onderzoek veelvoorkomend. Het extreme geval van deze neigingen is ook al bekend. Qua personen is het extreme geval van de groep van rechtse mensen degenen die aan de top van, voornamelijk, het bedrijfsleven staan. Aan die top komen zeer competitieve mensen met hoog actie-neiging, hetgeen, naast successen, in het verleden ook heeft geleid tot vele spectaculaire mislukkingen. Toen naar aanleiding daarvan onderzoek werd gedaan naar de geesteshouding van topmensen, bleken die een aanzienlijk verhoogd te scoren op de schaal van psychopathie . Psychopathie is natuurlijk gewoon het extreem van niet sociaal kunnen denken, of niet kunnen rekening houden met anderen. Het behoeft nauwelijks vermelding dat die topmensen in Nederland voornamelijk bij de VVD zitten, en in de rest van de wereld in nog rechtsere partijen. Dit wat betreft het rechte denken en de benadering van de medemens, die gekenmerkt wordt door de emotie van egoïsme. Een meer basale emotie is die van de angst. Ook daarin blijkt de rechtse mens een aparte positie in te nemen (Psychologie Magazine, maart 2005, pag. 16, nieuwsbericht):
Angst is ook verbonden met asociaal gedrag, omdat als je zelf mensen slecht behandelt, je automatisch onder ogen moet zien dat anderen jou ook slecht kunnen, en mogen, behandelen. Mar het kan ook andersom liggen: omdat rechte mensen bang zijn, zijn ze eerder geneigd om andere mensen te benadelen ten einde de eigen belangen zeker te stellen. Welke twee factoren natuurlijk ook samen kunnen optreden, en de een de ander kan veroorzaken en versterken, op de bekende manier van de valkuil . Maar er zijn vermoedelijk nog fundamentelere factoren in het spel, zoals het volgende onderzoek laat zien (uit de Volkskrant, 30-08-2008, door Mark Mieras)
Het artikel legt dus zelf al het verband met meer fundamentele kenmerken als hoeveelheid werkgeheugen, die op allerlei andere kenmerken van invloed zijn, en dus ook een afgeleid kenmerk als politieke opvatting. Merk op dat in bovenstaande stuk een impliciete gelijkstelling wordt gedaan dat rechtse mensen behoudender zijn dan niet-rechtse - die gelijkstelling klopt met het algemene idee dat de ultieme vorm ervan "rechts" "reactionair" is: terug willen naar oude verhoudingen. Dit onderzoek beschrijft een statisch verband. Een ander onderzoek geeft een mogelijke dynamiek achter deze statische uitkomst (van: www.nu.nl , 31-10-2006):
Het kan dus ook best zo zijn het rechtse denken niet het gevolg is van een beperkt werkgeheugen, maar dat het rechtse denken, mogelijk deels, het beperkte werkgeheugen veroorzaakt. Want rechts moet nu eenmaal meer liegen dan links, om hun voor de medemens schadelijke handelingen en ideeën te vergoelijken . Het rechtse denken is namelijk grotendeels gebaseerd op het idee van het recht van de sterkste, dat wil zeggen: het feit dat een bepaald persoon sterker is, fysiek of intellectueel, dan een andere, geeft hem het recht om handelingen te plegen ten nadele van dat andere individu - bijvoorbeeld door zichzelf een groter deel uit de gezamenlijke economische inspanning toe te eigenen dan waar hij qua hoeveelheid werk recht op heeft. Waardoor dat andere individu langer moet werken en/of eerder doodgaat. Indachtig het maxime dat iedereen wel weet hoe het hoort (behoudens enkele psychopathische uitzonderingen), kan het rechtse individu zich deze houding alleen veroorloven, door zichzelf wijs te maken dat het anders ligt - dat zijn egoïsme goed is voor iedereen. Dit soort afwijkingen, zie ook religie, worden meestal gecanoniseerd in een ideologie, in dit geval de kapitalistische ideologie . Het bedenken en het onderhouden van deze denkbeelden die niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid doet, volgens het laatstgenoemde onderzoek, dus schade aan het actieve geheugen, iets dat heel wel hetzelfde kan zijn als wat het eerste onderzoek vindt als een beperking van het werkgeheugen. Het beperkte werkgeheugen en het onderhouden van een ideologie die niet overeenkomt met de werkelijkheid komt samen in de manier waarop die ideologie verkocht wordt aan de rest van de mensheid. Het gemeenschappelijke kenmerk van ideologie en een beperkt denkvormogen is het hanteren van zwart-witdenken. Het tegenovergestelde van zwart-witdenken is lichtgrijs-donkergrijs denken, en daarbij bestaan er altijd talloze mogelijkheden - in principe zelfs oneindig. Zwart-witdenken heeft, natuurlijk, maar twee mogelijkheden - veel geschikter voor de beperkte geest . En het kenmerk van ideologie is dat het de wereld scheidt in aanhangers en tegenstanders - en daarbij vrijwel altijd ook een stel vaststaande regels hanteert: die regels zijn waar, en wat er niet mee overeenkomt, is per definitie niet-waar. Ook echt zwart-wit denken, dus. Zwart-witdenken is natuurlijk altijd een leugen, omdat er maar één plaats is waar zwart-wit dingen bestaan, de wereld van de wiskunde, terwijl in de werkelijke wereld altijd alles lichtgrijs-donkergrijs is. Ook de factor van een beperking in hersencapaciteiten heeft natuurlijk een wisselwerking met de al eerder beschreven factoren van angst en egoïsme. Zo is er een verband tussen de eigen leugens van de rechtse denker, en zijn grotere wantrouwen in de medemens en zijn egoïsme - de hele rechtse en met name kapitalistische ideologie gaat uit van wantrouwen en egoïsme. En het resultaat van dit complex vindt men vindt men terug op allerlei terreinen van individueel en matschappelijk gedrag en opvattingen terug. Eén aspect van dit terugzien is vrijwel letterlijk: als groepskenmerk is het rechte denken ook aan het uiterlijk te zien. Dit is een uitspraak die in dit soort context meestal krachtig wordt afgewezen, maar dat is volstrekte onzin, zoals de praktijken in Hollywood en de rest van de kunst bewijzen . En wat ook gewoon de praktijk van maken van portretten van mensen laat zien, wat men kan controleren in de lijst beschikbaar bij de volgende reeks portretten van portretten van directeuren en andere topmensen. Ook op grotere schaal is het verband tussen manier van denken en uiterlijk terug te vinden. Een aantal jaren terug werd voormalig Chileens dictator Augusto Pinochet gearresteerd in Londen. Naar aanleiding daarvan werden in twee steden demonstraties gehouden: in Londen door tegenstanders van Pinochet, en in Santiago, Chili, door voorstanders. De verschillen in het soort mensen waren opmerkelijk. Hetzelfde kon men zien ten tijde van de rel rond het Cubaanse bootvluchtelingetje Elian. Na elkaar te zien waren de reacties van Amerikaanse Cubanen en de Cubaanse Cubanen - en wat vooral opviel was hun totaal verschillende uitstraling, die in volkomen tegenstelling was tot de materiële verhoudingen: de veel rijkere Amerikaanse Cubanen zagen er uiterst gefrustreerd uit in vergelijking met de veel armere Cubaanse Cubanen die er veel relaxter uitzagen. Een gelijke soort verschil in uitstraling was ook te zien bij de Chilenen in Londen en Santiago. De tweede stap is die van psychologie naar sociologie. Sociologie gaat over groepen van mensen, groepen van individuen. De psychologische beschrijving van het individu vertaalt zich dus in de sociologische beschrijving van groepen - de groepen hebben de kenmerken die gemeenschappelijk zijn aan de verzameling individuen in de groep. Als voor individuen het uiterlijk gekoppeld kan worden aan psyche, karakter, kan dat dus ook voor groepen van individuen. Tot slot enige woorden gewijd aan de mogelijkheid tot verbetering van de situatie. Veel van de fundamentele kenmerken als werkgeheugen zijn lastig te veranderen, in ieder geval op kortere termijn. Maar er is wel aanzienlijke verbetering mogelijk door training, zoals een van de artikelen boven al zegt (uit de Volkskrant, 30-08-2008, door Mark Mieras)
Het vooruitbrengen van de fundamentele kenmerken, de capaciteiten, van het menselijke brein is precies één van de doelstellingen van de algemene semantiek. Het allereerste wat daarmee gedaan kan worden is het signaleren en het aanpakken van het zwart-witdenken, het Aristotelische denken . Dat aanpakken kan je dan training in het lichtgrijs-donkergrijsdenken, het niet-Aristotelische of het Nul-A-denken noemen. Hetgeen een natuurlijk vervolg heeft in het leren doorzien van alle taalkundige, semantische en retorische trucs, waarmee de aanhangers van het zwart-wit denken hun propaganda doorspekken , het soort propaganda dat we kennen van politici, maatschappelijke beleidsmakers, en andere mensen met macht en een stem in de maatschappij, wier macht veelal berust op het zwart-witdenken . Als je zwart-witdenken ziet als een storing in het denkproces, is het verhelpen daarvan een vorm van therapie. Omdat het verhelpen plaats vindt met behulp van de algemene semantiek, wat een sterk rationeel denksysteem is, is dat verhelpen dus een vorm van cognitieve therapie. Nu is cognitieve therapie, CT, in de psychologie bekend als de meest effectieve vorm van therapie bij de meeste niet al te zware psychologisch kwalen . De therapie op de maatschappij om het zwart-witdenken uit te bannen, en de problemen van beperkt werkgeheugen en andere oorzaken van bekrompenheid weg te werken, kan men dus cognitieve maatschappijtherapie noemen - CMT. Voor die therapie kan men een trainingsprogramma opstellen , maar in de toekomst zou dat een natuurlijk deel moeten gaan uitmaken van het schoolprogramma. Naar Psychologische krachten , Psychologie lijst , Psychologie overzicht , of site home .
|