Beslissingsproces, psychologisch

Het "gewone" idee over beslissingen is dat dat iets is dat alleen de mens doet, en dat hij dat doet met zijn bewustzijn. Bij nadere beschouwing zijn beide ideeën onjuist. Alle handelingen van levende wezens ten gevolge van externe prikkels kunnen gezien worden als beslissingen, en de mens neemt talloze van dit soort beslissingen zonder die zich ooit bewust te worden. Zelfs van die beslissingen waarvan men normaliter aanneemt dat ze toch echt wel bewuste menselijke beslissingen zijn, zoals: "Eet ik vandaag een wafel of een koekje?", of: "Ga ik met hem/haar trouwen ja of nee?", lijken volgens moderne psychologische inzichten beïnvloed te worden door talloze onbewuste processen en overwegingen  .

We beginnen dus maar met de meest simpele levende wezens (althans: in onze ogen): planten. Ook die nemen beslissingen: een plant besluit om te gaan groeien of te gaan bloeien, aan de hand van zaken als temperatuur, licht of tijd. Omdat een plant altijd stilstaat, kan hij dat op zijn gemakje doen.

Een dier beweegt, en moet dus sneller besluiten nemen. Daarvoor heeft het gespecialiseerde cellen ontwikkelt, zenuwcellen, met een netwerk van verbindingen ertussen, tezamen vormende het zenuwstelsel. Belangrijke onderdelen daarvan zijn het oog, (zenuw)cellen die gevoelig zijn voor licht, en de neuronen, de cellen die de feitelijke beslissingen nemen - tezamen: kikkeroog ziet snelle donkere vlek - oog stuurt signaal naar neuron - neuron beslist: "vlieg" of niet - zo ja: neuron stuurt signaal naar tong.

Dit simpele systeem is voldoende voor simpele situaties en simpele beslissingen: "altijd ja" en "altijd nee" voldoet. Maar dat laatste is lang niet altijd het geval: een vrucht kan lekker ruiken, maar toch giftig zijn. Illustratief voor het geval het niet-werkende simplisme is dat van de snoek die in een aquarium zit tezamen met een voorntje, met een glasplaat ertussen. "Hap", zegt de snoek richting het voorntje, maar hij stoot keihard zijn neus op de glasplaat. Nog eens: "Hap", en nog eens "Boem". En zo gaat het tientallen keren. Tot de snoek het door heeft: hij hapt niet meer. Daarna kan je de glasplaat weghalen - al zwemt het voorntje vlak voor zijn neus langs, de snoek reageert niet. Van "altijd ja" is hij omgeschakeld naar "altijd nee".

Dit is dus een primitief model. Een snoek die eerder zou stoppen met happen en meer zou letten op zijn omgeving (het is tenslotte wel erg toevallig dat hij steeds op dezelfde plek een "boem" ondervindt) zou beter af zijn. Maar daarvoor is het dus nodig dat eerdere gebeurtenissen systematisch en meer gedetailleerd worden opgeslagen in het zenuwstelsel, en daarvoor is makkelijk in te zien dat dat een vrij groot zenuwstelsel behoeft, en daarmee ook een vrij groot dier. Een rattenbrein is niet groot, maar een vlieg komt er toch moeilijk mee van de grond. De eerste dieren die dit soort specialisaties ontwikkelden waren de reptielen, vooral nadat ze op land waren gekropen - veel meer variatie dan in zee, dus veel meer winst bij het verwerven en opslaan van ingewikkeldere informatie.

Voor die ingewikkeldere processen ontwikkelden reptielen een apart stuk zenuwstelsel: het reptielenbrein of de reptielenhersenen. Dit heeft duidelijke opgeslagen kennis van bijvoorbeeld geografie, maar neemt, naar ons beste weten, nog reflexachtige beslissingen. Hun hoogtepunt van ontwikkeling als soort kende ze met de dinosaurussen. Die als leidende soort ruw door de natuur werd weggevaagd.

De dino-catastrofe werd overleefd door twee "afstammelingen": zoogdieren (met een vroege gemeenschappelijke voorouder) en vogels (late gemeenschappelijke voorouder). Toen de dino-catastrofe de zoogdieren de ruimte voor ontwikkeling gaf, werden die zo groot dat ze ook weer een nieuw soort hersenen konden ontwikkelen: het zoogdierenbrein. Dat maakt het mogelijk het beslissingsproces van de neuronen te beïnvloeden door middel van chemische processen, zodat het zoogdier zijn gedrag kan aanpassen: ziet hij groen gras, gaat hij grazen. maar ziet hij groen gras en een leeuw, dan gaat hij er als een antilope vandoor. "Groen gras = grazen" gaat dus niet meer altijd op, zoals dat voor de snoek nog wel altijd "voorntje = happen" was. Mensen hebben een naam gegeven aan dat, chemische, proces dat de beslissing "groen gras = grazen" verandert, en die naam is "angst". De verzameling van al dit soort processen heet "emoties".

Uit de lange ontwikkeling van zoogdieren is uiteindelijk de mens ontstaan. De mens onderscheidt zich van de overige dieren door voornamelijk twee dingen: hij is weinig gespecialiseerd en doet vele dingen waarin hij redelijk goed is, en hij heeft een erg groot brein. Dat grote brein was nodig om zijn vele activiteiten te sturen, en te overzien en te coördineren.

Het overzien van vele activiteiten, die overeenkomsten en verschillen hebben, leidt automatisch tot het ontwikkelen van concepten om de overeenkomsten te kunnen doorgeven tussen de delen van het brein. De overeenkomsten tussen zaken die uitwendig verschillen noemen we abstracties: dat zijn concepten die niet echt bestaan, maar zijn bedacht door het brein om overeenkomsten tussen dingen die wel echt bestaan te beschrijven. De bekendste abstractie is het begrip "aantal": je weet wel wat "drie" is, maar je kan het niet materialiseren, zonder drie echte dingen te nemen: drie appels, drie peren, enzovoort.

Het abstraheren van begrippen uit werkelijke zaken gebeurt in weer een nieuw deel van het brein: de cortex. De cortex ligt, letterlijk en figuurlijk, boven op het oudere zoogdierenbrein, dat op zich weer ook letterlijk en figuurlijk boven het reptielenbrein, de hersenstam, ligt. Wat dat nieuwe brein doet, noemt men samenvattend het rationele denken: zaken in relatie tot elkaar zien - wat het makkelijkst gaat met getallen. De uitkomsten van dat rationele brein komen net als voor het emotionele zoogdierenbrein en het reflexmatige reptielenbrein, in de vorm van beslissingen. Meer over de neurologische werkingen achter dit beslissingsproces hier  .

Waar de uitkomsten van het zoogdierenbrein een overduidelijke verbetering zijn ten opzichte van die van het reptielenbrein, en die van het rationele brein een overduidelijk verbetering ten opzicht van die van het zoogdierenrein, wil dat niet zeggen dat dat in absolute zin zo is: er zijn zaken die je beter aan het reptielenbrein kunt overlaten, zoals het wegtrekken van de hand bij een hete kachel, omdat dat veel sneller gaat dan erover nadenken, of omdat het automatisch moet gaan, zoals ademen - dit wordt dan ook buiten ons bewustzijn om gedaan, en het reptielenbrein heet voor mensen daarom ook het "autonome zenuwstelsel". Voor het emotionele brein gelden soortgelijke overwegingen.

Kortom: het menselijke brein mag dan wel een grote vooruitgang zijn ten opzichte van het voorafgaande, maar die vooruitgang gaat gepaard met een aanzienlijk ongemak: er zitten liefst drie chauffeurs aan het stuurwiel, die lang niet altijd dezelfde kant op willen.

Een voorbeeld van de rol van de drie stuurlieden zijn de reacties van een persoon als hij plotseling van achteren in een menigte aangestoten wordt. De eerste reactie is een reactie van het lichaam om onmiddellijk uit de buurt te geraken, vrijwel direct gevolgd, in de orde van tiende van seconden, door een angstreactie, en binnen een seconde of zo door het besef zich in een menigte te bevinden, dus dat aangestoten worden logisch is, en er geen gevaar dreigt. Daarna draait de persoon zich om, om te kijken of hij misschien met een bekende te maken heeft  .

Ieder van deze reacties heeft zijn eigen geldigheidswaarde, op zijn eigen niveau: op het lichamelijke niveau is het geldig om ervoor te zorgen dat je zo snel mogelijk uit de buurt van een iets anders bent, want het kan ook een leeuw zijn. Op het emotionele niveau is de angst gerechtvaardigd, want eventueel opgegeten worden is niet leuk. En op het rationele niveau is de geruststelling gerechtvaardigd, want als je tussen zoveel mensen loopt, kan je altijd wel een keertje aangestoten worden.

Maar toch is het interessant om naar de vraag te kijken wie nu "echt" gelijk heeft. Nou: de aanstotende entiteit was geen leeuw, de persoon is niet opgegeten, en uiteindelijk was de aanstoter een vriend. De ratio heeft dus gelijk.

De reden dat de ratio gelijk heeft ligt in het feit dat de situatie er een was die mede door de ratio is geschapen. Want stel dat ieder individu op aanstoting inderdaad een vluchtreactie zou vertonen. Dan zouden er alleen individuen bestaan, en geen groepen dieren - geen kuddes. Want in een kudde wordt je ook voortdurend aangestoten. Emoties zijn ervoor om de primitieve reflexen te amenderen om complexere situaties en gedrag mogelijk te maken. En hetzelfde geldt voor de volgende stap: de moderne maatschappij is mogelijk omdat primitievere emoties geamendeerd worden door meer abstracte overwegingen: we kijken bij de omgang niet alleen meer naar nestgeur, maar vooral of we samen met die ander mensen iets kunnen bereiken. Een grote mensenmenigte is vrijwel nooit geselecteerd op verwantschap, maar op een of ander functioneel verband: toeschouwers van een sportwedstrijd, of een concert, en dergelijke.

Doordat al deze gebeurtenissen zich afspelen voor het geestoog van het bewustzijn, en het bewustzijn zich (grotendeels) afspeelt in de rationele deel van de hersenen, verkeren mensen gewoonlijk in de veronderstelling dat al hun beslissingen onverkort van dat rationele afkomstig zijn. Dat is dus een onjuiste impressie. Het voorval in de menigte is een voorbeeld van de voortdurende "strijd" die in de geest plaatsvindt tussen de drie bestuurders. Daarbij gaat vaak niet zo dat degene die gelijk heeft, ook gelijk krijgt - de andere twee kunnen heel wel besluiten dat de derde even niets te vertellen heeft, ook al heeft hij gelijk. Als één van de bestuurders erg boos wordt, kan hij zelfs de baas worden over de twee andere - iedereen heeft uit zijn eigen leven talloze voorbeelden voor de geest staan. En uit die voorbeelden weet hij meteen wie van de drie chauffeurs de meest tirannieke trekken heeft: dat is de emotie. Tussen twee haakjes: de rol van het reflexensysteem als bestuurder gaan we hier verder niet op in - dit kan grotendeels gezien worden als een machine die dezelfde input altijd dezelfde output geeft  .

Maar los van deze aparte rollen, blijken de diverse systemen ook invloed op elkaar uit te oefenen. Hier gaat het om die wederzijdse invloeden.

Ook in dat opzicht beginnen we met het meest primitieve niveau: het reflexensysteem en het er direct eraan verbonden zintuigensysteem, waarvan je toch zou denken dat het direct waarneemt dus ook erg objectief is. Dat dit toch allemaal wat minder objectief gaat, is al geruime tijd bekend, vaak onder een wat andere terminologie, bijvoorbeeld voor het visuele systeem bekend als "optische illusies", waarvan twee bekende onder zijn gereproduceerd:


De drie horizontale lijnstukken links zijn precies even lang, ondanks het feit dat ze van boven naar onder langer lijken te worden, en de grijze balk in het midden van de figuur rechts is overal precies even grijs, ondanks het feit dat uw oog u verzekert dat hij van links naar recht steeds donker wordt. Ter controle pakt men voor het linker geval een liniaal, en meet de drie lijnstukken op - voor het rechter geval pakt men een fotometer, en meet de lichtsterkte die er af komt - of een simpeler alternatief: dek even de rest van de figuur af. In beide gevallen wordt het bedrog veroorzaakt door het optische systeem. In beide gevallen wordt dat veroorzaakt doordat het waarnemingssysteem niet naar alle details apart kijkt, maar naar het beeld als geheel - in het linkergeval neemt het de "pijlpunten" mee en "verrekent" die met de middenstuk, in het rechtergeval wordt de grijsheid van de balk niet absoluut "gemeten", maar relatief ten opzichte van het stukje achtergrond dat vrij dicht naast ligt - daarbij "vindt" het waarnemingssysteem de verschillen belangrijker dan de absolute waardes.

De natuur kijkt naar het hele beeld omdat in de meeste omstandigheden dit soort gang van zaken voordelig is - het betekent dat in de geest een volledig beeld ontstaat geruime tijd voordat alle optische informatie aanwezig is - en tijdwinst is essentieel om snel te reageren op de omgeving. 

 In talloze gevallen is het invullen vanuit de omgeving zelfs noodzakelijk, bijvoorbeeld om plaatjes als rechts te kunnen begrijpen - zonder het automatisch invullen door het optische systeem zou je hier een rare mengeling van witte strepen en gekleurde strepen zien, in plaats van een hek voor een huis met een beeld in de tuin. Onderzoek naar dit soort verschijnselen heeft uitgewezen dat het invullen al gedaan wordt voordat de plaatjes door ons bewustzijn worden "bekeken", en geïnterpreteerd en begrepen. Dat bij dit invullen vanuit het geheel soms fouten worden gemaakt, is minder belangrijk. Ons bewustzijn, dat geheel of grotendeels het product is van onze cortex, wordt dus inderdaad in sommige opzichten letterlijk bedrogen door het reflexen- en waarnemingssysteem.

Het omgekeerde verschijnsel: iets niet zien dat wel bestaat, is al even gewoon - in het dagelijkse leven bijvoorbeeld van al die gevallen dat je aangesproken wordt door iemand die je niet gezien hebt terwijl dat toch voor de hand lag: "Heb je me niet gezien?". Ook dit is wetenschappelijk onderzocht (Scientific American, Special on Perception, 2008, door Vilayanur S. Ramachandran en Diane Rogers-Ramachandran):

  How blind are we?

 Pretend you are a member of an audience watching several people dribbling and passing a basketball among themselves. Your job is to count the number of times each player makes a pass to another person during a 60-second period. You find you need to concentrate, because the ball is flying so quickly. Then, someone dressed in a gorilla suit ambles across the floor (picture). He walks through the players, turns to face the viewers, thumps his chest and leaves. Astonishingly, as Daniel J. Simons, now at the University of Illinois, and Christopher F. Chabris of Harvard University learned when they conducted this study, 50 percent of people fail to notice the gorilla.   ...

In één opzicht is dit het makkelijkere geval: je kan je voorstellen dat iemand afgeleid is, en daardoor iets niet ziet - waarbij 'voorstellen' betekent: je hebt persoonlijk zelf iets dergelijks ervaren. Maar aan de andere kant: die gorilla is er overduidelijk wél. Het experiment demonstreert dus des te duidelijker dat onze geest niet ziet wat onze ogen ongetwijfeld wel registeren.

In algemenere termen: wat ons bewustzijn ziet, is niet hetzelfde als wat ons waarnemingsstelsel ziet (De Volkskrant, 11-09-2009, door Malou van Hintum):

  De werkelijkheid waarnemen is illusie

Voor de Amerikaanse illusionist Teller 'is elk optreden een psychologisch experiment'. Hij zoekt hulp van de wetenschap om te onderzoeken waarom het publiek zich door zijn trucs laat misleiden.

Tussentitel: 'Wetenschappers weten weinig van denkpatroon dat illusie creëert'   

...    In een artikel in Nature Reviews Neuroscience dat juli vorig jaar verscheen en waaraan Teller meewerkte, leggen neurowetenschappers en illusionisten uit welke visuele en cognitieve illusies een rol spelen bij het foppen van mensen.
    Zo laten inmiddels klassiek geworden experimenten zien dat we eenvoudig bedot kunnen worden doordat onze aandacht wordt gemanipuleerd. Wanneer mensen bijvoorbeeld wordt gevraagd bij het bekijken van een video het aantal keren te tellen dat een bal van de een naar de ander wordt gespeeld, hebben de meesten niet in de gaten dat op een bepaald moment een man in gorillapak door de balspelers loopt, en zelfs even blijft staan om op zijn borst te kloppen.
    Zelfs degenen die met hun blik de gorilla-man hebben 'gezien', hebben hem niet opgemerkt.
    In een experiment van de Britse illusionist Derren Brown vraagt meneer A. de weg aan een voorbijganger, maar wordt hun gesprek onderbroken door een derde persoon, die tussen hen door loopt met een groot object dat A even aan het zicht onttrekt. Het valt daarna bijna geen enkele voorbijganger op dat A is verwisseld voor B. .
    Kennelijk registereren mensen iets niet als ze het niet verwachten. 'Mensen hebben de illusie alles voortdurend waar te nemen', zegt hoogleraar theoretische neuropsychologie Jaap Murre (UvA). 'Maar het feit dat ze zoiets groots als een aap of een verwisselde persoon helemaal niet opmerken, duidt erop dat ze maar een klein deel van de werkelijkheid om zich heen waarnemen. De rest wordt door de hersenen geconstrueerd. De waarneming wordt zo veel meer een constructie dan een directe afspiegeling van de werkelijkheid.'   ...

    Deze voorbeelden laten dus zien dat het pad van gegevens in onze hersenen geen statisch doorgeefluik is, maar dat op allerlei manieren zaken uit diverse hoeken selectief gecombineerd worden, en dat het dus ook heel wel mogelijk is dat de hersenen daar zaken van eigen inventie tussen gooien. In de termen van het illusionisten-artikel:

  Murre stelt dat het juist een gevolg is van de complexiteit van het brein dat illusies makkelijk worden opgeroepen. 'Dat is de keerzijde ervan. Onze hersenen voeren op veel niveaus bewerkingen uit op basis van gebrekkige informatie. Dat betekent dat er veel wordt 'opgeschoond'; een hoop rommelige informatie wordt als het ware gladgestreken. Door nu aandacht op een bepaalde manier te sturen, zoals illusionisten doen, zien we patronen die er helemaal niet zijn.

Waarvan dus de huis-achter-het hek illusie het wenselijke voorbeeld is, de goocheltruc van de illusionist de amusante versie is.

Het voorgaande zijn dus vervormingen, toevoegingen en filters op wat het bewustzijn beschouwt als objectieve informatie, maar wat door het autonome waarnemings- en zenuwstelsel beïnvloed wordt. Dat die beïnvloeding ook zichtbaar wordt in daadwerkelijk uitgevoerde beslissingen blijkt hier  .

Het tweede niveau van beïnvloeding is dat door de emoties. Nu hebben de emoties ook een directe weg naar het beslissingsproces, dus de indirecte valt niet erg op. Maar ook daar mag je zonder meer aannemen dat naast de keuze emotie of ratio, zelfs die "objectieve" ratio al deels beïnvloed is door de emotie. Een voorbeeld van hoe je dit soort beïnvloeding kan onderzoeken is het cornformisme-experiment van Solomon Asch, zie hier  . In het experiment vult men een kamer met enkele tientallen vrijwilligers, die een scherm te zien krijgen met daarop de volgende afbeelding:


Aan de zaal wordt gevraagd: welk van de staafjes in het linker diagram is even lang als het staafje in het rechter diagram? Het is niet al te opzichtig maar toch wel redelijk duidelijk dat dit het middelste is. Vervolgens wordt de zaal geïnstrueerd om foutief te antwoorden: het linkerstaafje. In de zaal wordt de proefpersoon binnen gelaten, die niets weet van de afspraak. De vraag wordt weer gesteld: welk van de staafjes in het rechter diagram is even lang als dat in het linker diagram? De zaal antwoordt openlijk foutief: de linker. Wat doet de proefpersoon: stemt hij op het juiste staafje: de middelste, of volgt hij de meerderheid in hun foute keuze? Oftewel: volgt hij zijn verstand, of zijn emoties? Het antwoord na het doen van een aantal van deze tests is: circa tachtig procent van de mensen volgt de meerderheid, en kiest voor het foute staafje.
    Dit is een voorbeeld van de invloed van de sociale omgeving op een rationele overweging. Dit soort invloed heeft meerdere varianten, tezamen bekend onder de noemer "conformisme" - letterlijk: "meedoen met de bestaande vorm". Conformisme is diep ingebakken in het emtionele deel van de menselijke geest, als gevolg van zijn langdurige voorgeschiedenis als groepsdier - andere voorbeelden van dit conformisme staan hier  .
    Conformisme is iets dat vanuit het emotionele systeem gestuurd wordt, en dus weer slechts een voorbeeld van de invloed die alle emoties op beslissingssysteem hebben  . Waarschijnlijk is het staafjesexperiment een goede aanwijzing voor de sterke invloed van de emoties, en kan je aannemen ook in het algemeen gesteld in 80 of meer procent van de situaties de rationele chauffeur opzij gedrukt wordt, ook al heeft hij gelijk. In ieder geval zozeer dat daar waar het niét gebeurd, dit als opvallend wordt gezien  .

Het is mogelijk om dit soort experimenten te vertalen naar de terminologie van die met het autonome zenuwstelsel. Hier is het het emotionele systeem, dat het resultaat van de waarneming, de staafjesmeting, dusdanig vervormt, dat het bewustzijn denkt dat het verkeerde staafje het juiste is. Het bewustzijn neemt de resultaten van de emotionele beoordeling ("Hoeveel groepsgenoten zien het ook zo?") ook mee, en wordt zo bedrogen - als variant op "optische illusie" kan je dit dus een "emotionele illusie" noemen.

De derde vorm van beïnvloeding is enigszins verbazingwekkend, want dat is die vanuit de rationele of de bewuste hersenen zelf. Het blijkt namelijk dat gedachten, ideeën of meningen die zich al in het bewustzijn gevormd hebben, van invloed zijn op actuele waarnemingen. Ook daar is een wel een "goede" reden voor te verzinnen, want het voorkomt dat het bewuste iedere keer dezelfde overwegingen moet maken - een soort vorm van ingebakken luiheid, dus  .

Ook dit proces blijkt tegenwoordig geschikt voor onderzoek (Dagblad De Pers, 29-07-2009):
 
  Hersenen beïnvloeden begrip

Als iemand een zin leest waarin om een mening wordt gevraagd, hebben de hersenen al een afwijzend of juist instemmend signaal gegeven voordat de hele zin gelezen en begrepen is. Hoe het signaal van de hersenen uitpakt, hangt af van de overtuigingen die de lezer aanhangt.
    Dat is ontdekt door onderzoekers van het Nijmeegse Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek en de universiteiten van Amsterdam en Utrecht. ...
    Het blijkt dat er binnen 200 milliseconden al een onbewuste mening is gevormd, die van invloed is op de verdere zinsverwerking.

Voorbeelden hiervan stonden in een ander artikel over hetzelfde onderzoek (De Volkskrant, 07-09-2009, column door Peter Giesen)
 
  Opmerkelijk genoeg reageren we ook op ethische en levensbeschouwelijke kwesties als verstokte voetbalsupporters, blijkt uit een onderzoek van psychologen aan de Universiteit van Amsterdam. Streng-christelijke proefpersonen lazen de stelling ‘euthanasie is een acceptabele handeling’, terwijl hun hersenactiviteit gemeten werd. Al bij het woordje ‘acceptabel’ registreerden de onderzoekers een emotionele respons. Ook zagen zij de zogenaamde N400-reactie, een antwoord van het brein op onwaarschijnlijke of onmogelijke stellingen, zoals ‘ik drink een pizza’. De respons kwam snel, binnen 200 milliseconden, nog voordat de proefpersonen de stelling bewust hadden afgewezen.   ...

Een gelezen of gehoorde zin bestaat in eerste instanties natuurlijk ook als impressies van de zintuigen, net als beelden doorgegeven door het oog dat zijn in de vorige experimenten. Wat in dit taalonderzoek blijkt, is dat zelfs wanneer alles als zintuigimpressies is verwerkt, dus voorbij het niveau van de vorige onderzoeken, er nog steeds allerlei invloeden ingrijpen op de ontvangen "informatie". Eerder opgedane overtuigingen, al dan niet juist en/of in overeenstemming met de werkelijkheid, blijken van invloed op de verdere perceptie van een nog in de ontvangst staande taalkundige boodschap. In dit onderzoek blijkt het ook te werken op het toch vrij abstracte niveau van religieuze opvattingen

Een eerste aanwijzing van hoe dat werkt komt uit een ander onderzoek - hieronder de relevante stukken uit een artikel dat de methodiek en resultaten beschrijft (Leids universiteitsblad Mare, 20-11-2008, door Bart Braun (volledig artikel hier  ):
 
  Ongelovige ziet het grotere geheel

Atheïstische en bevindelijk gereformeerde studenten hebben niet alleen een ander wereldbeeld; ze nemen de wereld ook daadwerkelijk anders waar. De onderzoekster maakt zich zorgen over de interpretatie van haar gegevens. ‘Dit is misschien wel de belangrijkste ontdekking die ik ooit heb gedaan’

 Dr Lorenza Colzato heeft een papiertje met letters bij zich. De vinger van de psychologe volgt de letter S, die is opgebouwd uit allemaal losse letters O. ‘De atheïst ziet eerst de S, de calvinist ziet eerst de O’s’, legt ze uit. In haar recente publicatie in het vooraanstaande vakblad Plos One gebruikte ze vierkanten die waren opgebouwd uit driehoekjes, maar het effect is hetzelfde: bevindelijk gereformeerde studenten zien de details beter, atheïstische studenten hebben meer oog voor het grotere geheel.   ...
    In vergelijkbaar onderzoek stelden wetenschappers al eens vast dat Aziaten een holistischer kijk op hun stimuli hebben dan Amerikanen. Colzato: ‘Daar ligt de focus op cultuur. Ik wilde juist weten wat het effect van religie was. In Nederland kan dat, omdat religie en cultuur goed te scheiden zijn: mensen hebben dezelfde cultuur, maar verschillende godsdiensten. In mijn moederland Italië is iedereen katholiek, of in elk geval gedoopt.’
    Is die cultuur wel zo hetzelfde? Bevindelijk gereformeerden staan bekend als een hechte en relatief gesloten groep. Ze hebben hun scholen, hun eigen krant (het Reformatorisch Dagblad) en een eigen partij (SGP). Televisie is uit den boze, en Internet mag alleen als er strenge filters zijn geïnstalleerd.
    Colzato: ‘Dat klopt, elk geloof brengt ook een stuk cultuur met zich mee. Maar deze mensen zijn wel in Nederland opgegroeid. Ze eten stamppot, ze studeren in dezelfde stad.’
    Bovendien, benadrukt ze, is ze niet specifiek geïnteresseerd in de effecten van calvinisme, maar in die van religie in het algemeen. ...
    De onderzoekers hebben hard hun best gedaan om ervoor te zorgen dat de twee groepen afgezien van hun geloof zo min mogelijk verschillen. Wat betreft intelligentie, geslacht, etniciteit en leeftijd zijn ze vergelijkbaar. Een ander probleem laat zich moeilijker uitsluiten in een onderzoeksopzet: dat niet het geloof het verschil in perceptie bepaalt, maar dat de manier waarop iemand naar de wereld kijkt, mede bepaalt welk wereldbeeld voor hem of haar aantrekkelijk is. Wel wijzen de wetenschappers erop dat veel mensen in een religieuze gemeenschap worden opgenomen voordat zo’n perceptie-verschil duidelijk wordt.
    Atheïsten en bevindelijk gereformeerden hebben niet alleen een verschillend wereldbeeld, zo blijkt, maar ze nemen ook daadwerkelijk anders waar. ‘Calvinisten hebben wellicht van kinds af aan geleerd om te focussen op lokale in plaats van globale dimensies’, staat in het Plos-artikel. ‘Tenminste, vergeleken met mensen die hun geloof niet delen.’ ...

Dit is dus een zeer concrete uitwerking van de invloed van religie, of abstracte opvattingen in het algemeen, op wat gezien kan worden als een fundamenteel waarnemingsproces.

Uit weer een ander onderzoek blijkt een mogelijke richting waarin men een oorzaak van dit effect kan zoeken (Scientific American, juli 2009, vol. 301, nr. 1):
 

Dezelfde onderzoeksmethode als bij het onderzoek naar de invloed van geloof, maar nu gekoppeld aan de werking van de twee hersenhelften. Uit de bekende verschillen tussen de functies van de twee hersenhelften  kan men dus iets afleiden omtrent de factor beïnvloed door religie. Die verschillen in functies zijn (Herald Sun, 09-10-2007):
 
  Right Brain v Left Brain

The Right Brain vs Left Brain test ...
 
  Left brain functions
uses logic
detail oriented
facts rule
words and language
present and past
math and science
can comprehend
knowing
acknowledges
order/pattern perception
knows object name
reality based
forms strategies
practical
safe
Right brain functions
uses feeling
"big picture" oriented
imagination rules
symbols and images
present and future
philosophy & religion
can "get it" (i.e. meaning)
believes
appreciates
spatial perception
knows object function
fantasy based
presents possibilities
impetuous
risk taking

De aard van het letter-onderzoek, bestaande uit het verschil in waarnemen van detail-letters en globale letters, kan men direct afleiden dat het hier dus gaat om de tweede uit het rijtje: het zien van het wijdere beeld versus de details. Volgens het onderzoek verschuift het onderhouden van religie de balans in de capaciteit tot het zien van de globale letter versus de detail-letter.

Het onderhouden van een religie is dus een voorbeeld waarin het hebben van ideeën en meningen op het niveau van hogere hersenfuncties direct wat objectieve waarnemingen lijken beïnvloedt, op dezelfde manier als de omgevingkleur bepaalt hoe je de kleur van een voorwerp ziet.

Voor de manier waarop de balans tussen linker- en rechterhelft verandert, is ook een voorbeeld beschikbaar (De Volkskrant, 21-06-2007, door Mark Mieras): 
 
  Rokers hebben rare hersenen

Tussentitel: Hersenen van rokers laten geruisloos waardevolle informatie verdwijnen

... een opmerkelijk onderzoek in het Amerikaanse Harvard, eerder dit jaar gepubliceerd in het vooraanstaande tijdschrift Nature Neuroscience. In een beursspel moesten 31 kettingrokers (minimaal 15 sigaretten per dag) en 31 niet-rokers met 100 dollar speculeren. Dat deden ze terwijl ze in de hersenscanner lagen. Onderzoekers konden zo zien wat er in hun hersenen gebeurde. Wat blijkt: rokers negeren waardevolle informatie. Hun hersenen werken anders.   ...
    Rokers, zo ontdekten de onderzoekers, houden in hun beslissingen alleen rekening met hun feitelijke winst en verlies. Winsten en verliezen die ze hadden kunnen halen als ze andere beslissingen hadden genomen, negeren ze. Die informatie is van het type: ‘Stel dat je net twee keer zo veel had geïnvesteerd, dan had je nu 100 dollar extra verdiend.’ Zowel de rokers als de niet-rokers begrepen het belang van deze tip, want in beide groepen werd de nucleus caudatus actief, een hersenkern die steeds actief is als iemand het gevoel heeft dat iets waardevol en belangrijk is. Voor de niet-rokers was deze informatie – over wat had kunnen zijn – juist heel belangrijk voor hun volgende gevoelsmatige beslissing om wel of geen aandelen te kopen. Daardoor gingen zij met meer geld naar huis.   ...
    Wat gaat er mis in de hersenen van een roker? De Harvard-onderzoekers ontdekten met een hersenscanner dat rokershersenen de informatie over fictieve situaties wel degelijk opnemen. De hersenen berekenen keurig de voordelen van wat er had kunnen zijn. Maar dit signaal wordt niet gebruikt bij de beslissing. Ergens diep in de hersenen is de route geblokkeerd.   ...

Het is dus niet zozeer de functionaliteit die verdwijnt, als wel dat de route er naartoe of er vanaf geblokkeerd wordt  . Dat is wat op deze website aangeduid wordt met de term "compartimentalisatie"  , en een speciaal geval is van het algemene neurologische proces van inhibitie  .

In dat licht is het dus vermoedelijk zo dat de balansverschuiving ten gevolge van religie, veroorzaakt wordt doordat de aanwezige ideeën van religie het  pad naar het bredere-beeld deel van de hersenen, in de rechterhelft, blokkeren. Dit dan hoogstwaarschijnlijk omdat de ervaringen van de gelovige leren dat het gebruik van dit bredere beeld contradicties oplevert met zijn religie, en het in de menselijke hersenen ingebouwd is om nare ervaringen als contradicties te vermijden - desnoods met een blokkade. Voor het algemenere geval van ideologie verder beschreven hier  , met voorbeelden van het afweerproces hier  .

Kortom: als de hersenen eenmaal een beeld van de werkelijkheid ingebouwd hebben, beïnvloedt dit beeld de daadwerkelijke waarnemingen dusdanig dat het oorspronkelijke beeld eerder bevestigd wordt dan weersproken. Waardoor de eigenschappen van dat beeld versterkt worden, waardoor de waarnemingen nog sterker beïnvloed worden, enzovoort. We hebben een cirkelproces met versterkende terugkoppeling  .

Het resultaat van dit proces is dus het ontstaan in de geest dat niet overeenkomt met de werkelijkheid, gebaseerd op een proces dat in de rationele en bewuste hersenen zelf plaatsvindt. Deze derde verstoring van het "objectief" waarnemen kan je dus een "cognitieve illusie" noemen als variant op de optische illusie - meer over het basale proces van de optische illusie hier  .

Als de situatie aangaande het "objectief" waarnemen van de wereld zo slecht ligt, hoe heeft er dan toch een moderne maatschappij als de onze kunnen ontstaan? Het antwoord daarop zou aan iedereen bekend moeten zijn: de moderne maatschappij is te danken aan de natuurwetenschap  . Waarop in aansluiting op het voorgaande onmiddellijk de vraag rijst hoe de wetenschap de daar beschreven problemen heeft kunnen omzeilen.

Teruggaande naar de allereerste optische illusies laten zich daarvan twee uitersten illustreren. De optische illusie van de pijltjes met ogenschijnlijk ongelijke lengte laat zich omzeilen door de basale methodiek van het gebruik van een meetlat. En op de tweede van de lichtgrijze balk zou je een elektronische lichtmeter kunnen loslaten. Deze waarnemingen zijn objectiever, want gedaan met behulp van dode materie - instrumenten.

Maar dit kan niet de clou zijn, want veel van de basale methodiek van de natuurwetenschap was bijvoorbeeld ook beschikbaar aan de oude Grieken, en toch zijn ze  relatief gezien niet ver gekomen. De clou daarvan zit in de ideeën van iemand als Aristoteles over bijvoorbeeld het gebit van vrouwen. Die hadden volgens Aristoteles minder kiezen dan mannen, want vrouwen zijn tenslotte minder dan mannen. Geen noodzaak dus om dat te controleren.

 De moderne wetenschap heeft zich ontwikkeld uit de combinatie van het abstractere denken van de Grieken,en de praktische gerichtheid van de West-Europese cultuur aan het einde van de Middeleeuwen  . De daaruit ontstane wetenschappelijke methode heeft een methodiek die versimpeld weergegeven wordt door plaatjes als rechts  .

Dit schema kan je vertalen in de terminologie van hierboven. De "theory" of "law" is het in de geest gegroeide beeld van de werkelijkheid, en de "observations" zijn de meer daadwerkelijke, instrumentele, waarnemingen van dit moment. Wat de wetenschap dus doet, is haar langdurige ideeën over de werkelijkheid aanpassen aan de huidige daadwerkelijke werkelijkheid. Dat doet het in meerdere stappen: eerst formuleer het hypothesen die passen binnen bestaande theorie, die hypothesen worden getest, en faalt de test, ga je kijken naar de theorie. Falen meerdere hypothesen bij de theorie, wordt het tijd de theorie zelf aan een ander onderzoek te onderwerpen.

Ook dit is, met een enkele blik op het plaatje, een overduidelijk cirkelproces. En ook dit proces heeft dus terugkoppeling. Maar nu geen versterkende ("positieve") maar tegenwerkende ("negatieve") terugkoppeling: net als een stuurman die merkt dat zijn schip naar rechts van zijn koers afwijkt, zijn roer naar links verlegt  . De bestudering van dit soort processen hoort tot een aparte wetenschappelijke discipline genaamd cybernetica  .

De vraag was hoe de wetenschap zo goed heeft kunnen werken, terwijl er toch zo'n fundamentele probleem aangaande waarnemingen en in de geest aanwezige denkbeelden is. Het antwoord is dus dat wetenschap het omgekeerde doet als de oorzaak van de belangrijkste denk- en waarnemingsprobleem: ter compensatie van de natuurlijke neiging van de geest om uit te gaan dan de juistheid van de ideeën die daar zitten, leidende tot een cirkel met versterkende terugkoppeling, gaat de wetenschap in principe uit van de juistheid van de waarnemingen, leidende tot een cirkel met terugsturende terugkoppeling.

De wetenschap houdt daarbij ook rekening met het feit dat waarnemingen verstoringen in zich kunnen ergens. Wat de wetenschap uiteindelijk doet, is het geheel bekijken in een samenspel, waarin aanpassing of verwerping van beide niet is uitgesloten. En uit het stuurmansvoorbeeld is onmiddellijk duidelijk dat versterkende terugkoppeling: sturen naar de kant van de afwijking, leidt tot ongewenste resultaten, en tegenwerkende terugkoppeling: terugsturen van de kant van de afwijking af, je wel ergens brengt. Het nautische resultaat van meesturen is ook bijzonder illustratief: je gaat in een steeds nauwer cirkeltje varen - een redelijk goed beeld voor het psychologische verschijnsel van neurose  .

Deze analyse van de processen achter wetenschap en religie sluit volkomen aan bij de intuïtieve benadering van die twee grote maatschappelijke krachten. Ze hebben zelfs voor de komst van de moderne wetenschap altijd gebotst zodra het erop aankwam, en met het ontstaan van de moderne wetenschap werd die botsing institutioneel  .

De voorgaande analyse voegt daar nog twee dingen aan toe: het laat zien dat het ontstaan van religie en haar blijvende bestaan een natuurlijk proces is: zodra de kiem eenmaal is gelegd, versterkt het zichzelf, net zoals een enkele zichzelf reproducerende (ei)cel voldoende is om een een heel lichaam te creëren - of een gezwel afhankelijk van de zienswijze op de uiteindelijke uitwerking.

En het tweede is dat dit effect zeker niet beperkt is tot religie, maar zich uitstrekt tot alle ideeën in de geest. Waarbij het terugkoppelingsmodel laat zien dat het effect ervan sterker is naarmate aan de ideeën een meer vaste waarde wordt toegekend. In de praktijk uit zich dat het duidelijkst in de diverse ideologieën van de soort die voorzien is van de woorduitgang "isme", waarvan religie dus een extreem is  .

Na deze analyse komt er vanzelfsprekend de vraag of er met dit soort kennis iets te doen is. Samenvattend hebben we te maken met een strijd tussen de drie bestuurders, en diverse soorten waarnemingsillusies.

Het probleem van de drie chauffeurs is moeilijk een algemeen werkend recept voor te geven  , maar één ding is daar wel duidelijk: het emotionele brein heeft vaak onterecht de overhand - al genoemd is het voorbeeld van groepsdenken, maar net zo sterk is de neiging tot autoriteitsdenken, het volgen van de leider  . En een terrein waar je dit zelfs getalsmatig kan onderzoeken is de inschatting van risico's - mensen blijken daar notoir slecht in te zijn, zie het voorbeeld van autorijden versus vliegen, omdat dat de sterkste van alle emoties betreft: de angst  . Het beste alternatief lijkt te liggen in het gebruik van wat we kennen als de intuïtie, een functionaliteit die buiten ons bewustzijn om de diverse signalen van buiten en van binnen verwerkt, ongetwijfeld binnen de grote rekencapaciteit van de cortex, tot een uitkomst. Het is hoogstwaarschijnlijk dezelfde plaats waar de mens zijn creatieve vondsten vandaan haalt. Het probleem is hier dat men heel vaak intuïtie verwart met emotie. Het is beslist niet hetzelfde, want emoties zijn redelijk makkelijk oproepbaar, zoals het vak van acteren aantoont, maar intuïties zijn dat in het geheel niet. Wat meer over intuïtie hier   .

Voor het overige lijkt er wat dit betreft niet veel meer over te blijven dan een langdurig en vermoedelijk levenslang trainen van de al in de hersenen aanwezige structuren die de balans tussen rationele en emotieloze hersenen bepalen, neurologisch met name rond de anterieure cingulate cortex  . Meer over dat trainen hier direct onder.

De belangrijkste van de soorten in verstoring van waarneming, de cognitieve illusie, lijkt meer te doen,  zoals aangegeven door het voorbeeld van de wetenschap. Men zou kunnen denken dat men zich daarvoor tot de psychologie moet wenden, maar dat vak lijkt zich, als wetenschap, te beperken tot de beschrijving van zaken. Wil je als psycholoog problemen  verhelpen, dan moet je een extra opleiding als therapeut volgen, maar dat is in principe alleen bedoeld voor de ernstige ("pathologische") gevallen.

Het alternatief is dit zelf te gaan doen - niet geheel ongelijk de al geruime tijd lopende mode van zelfhulptrajecten van diverse soort. Het aangrijpingspunt daarvoor is de continue en niet te stoppen stroom van tegenstrijdigheden die het gevolg zijn van het onderhouden van vastomlijnde ideeën, en de diverse manieren waarop de lijders eraan, de zelfhulphoevende en zijn omgeving, die tegenstrijdigheden bestrijden. Dat laatste vind namelijk plaats middels taalkundige methodes, of althans, dat zijn de naar buiten tredende uitingen ervan. Het zijn dus die taalkundige uitingen die niet kloppen met de werkelijkheid.

Die taalkundige uitingen,van de hulpbehoevende zelf of van zijn omgeving, laten zich wel lenenvoor redelijk wetenschappelijke analyse. In de psychologie wordt dat ook inmiddels erkend, en heeft daar de naam van cognitieve therapie gekregen  - kortweg: cognitieve therapie probeert psychologische problemen op te lossen door het praten en denken dat eraan vooraf gaat en ermee gepaard gaat te verbeteren  .

De ideeën van cognitieve therapie stammen af, deels direct  , van een meer algemene studie van de relatie tussen woorden en werkelijkheid genaamd algemene semantiek  . Algemene semantiek heeft daarvoor dezelfde methodiek ingevoerd heeft als de wetenschap: controleer voortdurend of de woorden die staan voor jouw werkelijkheid wel kloppen met de werkelijkheid. Dus als je praat over "de waarde van de vrijheid", controleer dan of jouw beeld van de "vrijheid", zeg de "van licht naar donker"-grijze balk in de illustratie boven, wel klopt met de werkelijkheid. Dat wil zeggen: probeer die balk ook op andere manieren dan alleen met jouw woorden te zien en hem aan een onderzoek te onderwerpen - met dus als allereerste voorwaarde: wees bereid jouw balk niet als de absolute waarheid te zien  . Een reeks meer handzame regels die hierbij behulpzaam kunnen zijn, staat hier  .

De algemene semantiek is dus voor de dagelijkse omgang in de maatschappij datgene wat de natuurwetenschap doet op het meer kennis-gerichte vlak: een corrigerende terugkoppelmethode om de ingebouwde zelf-versterkende terugkoppelingen te compenseren. Oftewel: de algemene semantiek brengt de methode van de wetenschap die de vooruitgang van onze beschaving heeft bepaald op het vlak van meer gewone menselijke interacties.

Met deze laatste opmerking kunnen we dit artikel over de psychologische aspecten van het beslissingsproces afsluiten met de constatering dat de evolutionaire ontwikkeling van dat proces via de verschillende soorten hersenen een verlenging vindt in het proces waarbij de mens steeds meer in staat is om het nieuwste onderdeel, de cortex en het bijbehorende rationele denken, te gaan gebruiken boven de andere onderdelen. Dit loopt dan weer parallel met de ontwikkeling in de loop van de geschiedenis van datgene wat wordt omschreven als "beschaving". Waarbij dan weer duidelijk is dat een essentieel deel van die toename van beschaving ligt in het overwinnen of afleren van de emotionele hang naar absoluutheden, zeg maar: de religie, en het aanleren van meer gezonde methodieken om je plaats in de wereld te bepalen.

Meer over het beslissingsproces aangaande de bijbehorende fysiologie en hersenwerking hier  . En het vervolg in de sociologie hier  .

Een aantal regels om de vervormingen van het beslissingsproces bij het binnenkomen van informatie (daar toegespitst op de media maar ook algemener geldig)  te voorkomen, staan hier  .

Meer over de algemene semantiek vanaf hier  (inleiding) - een directe toepassing is Dialoog  .

Meer praktische tips in de vorm van veelgemaakte denkfouten staan hier  , en een aantal losse denkmethodes hier  . En om te voorkomen dat anderen ons van het goede pad afleiden, zijn een aantal retorische trucs verzameld hier  .


Naar Beslissingen, neurologisch  , Psychologische krachten, drie lagen  , Psychologie lijst  , Psychologie overzicht  , of site home  .
 

Rijnlandmodel - 25 jul.2003; rev.13 mei 2009; 20 aug.2009; 26 aug.2010