Neurologie: hippocampus, concepten
De rol van de hippocampus als een verwerker van concepten werd in één klap
"beroemd" door de publicatie van de eerste onderzoeksresultaten die erop
wezen onder de noemer "de Jennifer Aniston cel". Hier is de versie van dit
overal gepubliceerde verhaal in de wetenschappelijke pers (New Scientist, 22-06-2005, door Anna Gosline):
Deze uitkomst kan nooit het hele verhaal zijn, omdat
levende cellen een redelijk beperkte levensduur hebben. Eén dode cel, en de hele
herinnering aan Jennifer Aniston zou verdwijnen. Nader onderzoek was dus nodig,
maar lastig. Want dit soort onderzoek, waarvoor dus hele fijne elektrodes in de
hippocampus ingebracht moeten worden, is dus vrij sterk invasief, dat wil
zeggen: je moet er mensen voor opensnijden. Het kon dus slechts worden gedaan
bij patiënten, in dit geval lijders aan epilepsie, in de hoop iets te kunnen
doen aan hun kwaal.
Maar het onderzoek kan dus niet vaak gedaan worden, en ging
langzaam vooruit. In 2013 was er voldoende voortgang geboekt voor een nieuw
artikel, door deels dezelfde onderzoekers, in het prestigieuze
semi-populair-wetenschappelijk blad Scientific American. De inleiding met
de voorgeschiedenis en de resultaten tot dusver kan overslagen worden - de
titel doelt op de oude term voor het één-cel-per-persoon concept: de
"grootmoeder"-cel, staande voor de herinnering aan grootmoeder. Ook deze
onderzoekers achten dit onwaarschijnlijk (Scientific American,
february 2013, door Itzhak Fried, Rodrigo Quian Quiroga, en Christof Koch):
Daarna leggen de auteurs
concepten uit die op deze website al zijn behandeld en gebruikt: waarnemingen
door het oog komen niet pixel-voor-pixel aan in de hersenen, maar opgedeeld in
begrippen: lijnen, vlakken enzovoort
- de vertaling van pixels naar lijnen enzovoort gebeurt in het neurale netwerk
achter het oog. Dit zijn in feite ook concepten. Abstracties die geconstrueerd
worden uit het complete beeld. Het zijn deze abstracties die via de optische
zenuw naar de hersenstam worden gestuurd, waar de verwerking begint.
In de hersenstam en verder wordt een beeld opgebouwd van de
wereld met behulp van deze abstracties en informatie komende van andere
waarnemingsorganen, dat voor een flink deel gebaseerd is op eerdere ervaringen
met de overeenkomstige abstracties:
Toegepast op het citaat hierboven: uit de combinatie "Luke Skywalker, Yoda, Obe
One Kenobi, enzovoort" kan je het concept of de abstractie "Star Wars
figuur" construeren.
Dit allemaal gelezen hebben, zou je achteraf bijna zeggen:
vanzelfsprekend. Het is doodgewoon de manier waarop je hoogontwikkelde en
rijk-gedetailleerde situaties aanpakt: proberen in te delen in onderdelen en
aspecten, en die in hiërarchie en belang te organiseren
. Vooral als je met vele van dit soort situaties te maken hebt, zoals vele
achtereenvolgende beelden: dan is het zeer behulpzaam als je voor de verwerking
van die beelden al eerdere bekende concepten kan gebruiken. Zodat je niet iedere
detail van iemand hoeft te zien om hem onmiddellijk te herkennen - een paar
basiskenmerken zijn voldoende.
En, bijna vanzelfsprekend omdat het een systeem-eis is, geldt
dit ook voor het verwerken van ervaringen, ook voor een groot deel bestaande uit
beelden. Zodat dus voor de twee actrices uit Friends met licht gekleurde
haren het gezamenlijke concept van "blondheid" gebruikt kan worden. Waarna, als
je dit concept gebruikt, "iedereen" er achteraf commentaar op levert, onder het
motto: "Je doet aan vooroordelen". En het bestaan van "vooroordeel" in zijn
talloze vormen en variaties is een praktisch bewijs van dat het inderdaad zo
werkt.
Eenmaal in zo veel detail over het proces van ervaringen en
geheugen pratende, en dus beseffende hoe sterk de stroom aan informatie is die
binnenkomt, en hoe snel het brein in staat is daar wegwijs in te vinden,
bijvoorbeeld bij de herkenning van een persoon of een stuk muziek, moet wel het
besef opkomen dat die verwerking dus allemaal wel supersnel moet gaan. Waarop
onmiddellijk de vraag oprijst: hoe kan dit allemaal zo snel verlopen?
Waarop er een eerste, systeem-gerelateerde, oplossing: door
zo veel mogelijk tegelijkertijd te doen - wat in de computertechniek bekend
staat als parallel computing en distributed computing. En voor de
tweede doen we eerst een beroep op iets dat nauwelijks een toeval kan zijn: bij
beide genoemde onderzoeken naar geheugen hadden we te maken met epilepsie. En
iedereen weet wel ongeveer wat epilepsie is: er ontstaat een soort stroom in de
hersenen. Een niet meer te stuiten stortvloed van golven die het hele brein
eerst laten schudden en daarna plat leggen. Wat tijdje duurt, en daarna vanzelf
weer tot rust komt, waarna er niet sprake is van ernstige blijvende schade
(behalve dan mogelijkerwijs door het tijdelijke gebrek aan controle). Het is
echt een tijdelijke storm. Nu kennen de meeste mensen die in een vorm van
techniek werken wel voorbeelden te vinden van hetzelfde en weten ook hoe je zo'n
storm opwekt: het proces van zelfversterking. Wil je met een niet erg krachtige
versterker toch een krachtig signaal maken, dan neem je signaal dat eruit komt,
en voer je weer terug naar de ingang. Binnen de kortste tijd staat het systeem
te loeien zo hard het maar kan, bij de meeste mensen wel bekend als wat er
gebeurd als je een microfoon voor een luidspreker houdt die het geluid van de
microfoon weergeeft - en daar een versterker tussenzit wat altijd het geval is.
Hier is dus een manier om de doorloop van de signalen
waaruit te ervaringen bestaan zo snel mogelijk te filteren, zo snel mogelijk
iets bekends uit te halen, en zo snel mogelijk het geheugen te krijgen voor de
volgende reeks ervaringen binnenkomt: laat het zichzelf versterken. Maar dan
natuurlijk wel zodanig dat het net binnen de perken blijft.
Een suggestie voor de hiervoor geschetste gang van zaken is te vinden in een experiment
met ratten (DePers.nl, 20-08-2009):
Maar ook dit proces moet ergens beginnen, en
razendsnel volledig actief zijn. Neem dit aan: dat er binnen de hippocampus
sprake is van een zelfversterkend proces dat dicht bij zijn oversturing staat,
en het is begrijpelijk dat het verwijderen van de hippocampus inderdaad wel de
epilepsie oplost. En het is dan ook begrijpelijk dat epilepsie, in zijn diverse
vormen, de meest voorkomende kwaal van de geest is (bron verloren gegaan, maar
in Engelstalige landen wordt bij televisie-reportages met daarin voorkomen
foto-flitsbelichting ("flash photography") vooraf gewaarschuwd, in
verband met de hoge mate van epileptische gevoeligheid bij de gemiddelde
bevolking).
Toen dit allemaal al was geschreven, werd er door de redactie nog eens
door de aangelegde voorraad artikelen gekeken. Waarop duidelijk werd dat er
een kans was gemist. Want neem het vorige model aan. Dan is het duidelijk
dat het kunnen gebruiken van hogere abstracties een nuttige functie heeft.
Ook is uit ervaring alom bekend dat het hanteren van hogere abstracties een
moeilijke zaak is. Die meer moeite en meer ruimte zou vragen voor de
hippocampus. Dat zou een voorspelling hebben kunnen zijn. Hier is het
onderzoek (de Volkskrant, 02-05-2013, van verslaggever Marc Seijlhouwer):
En nog even afspiegelen tegen andere factoren:
Oftewel: de voorspelling van het model is uitgekomen: hogere concepten, meer
hippocampus nodig. De hippocampus verwerkt onder andere ervaringen tot
concepten.
Maar de hippocampus speelt meerdere rollen. Want de stroom
informatie verbonden aan dagelijks ervaringen kan ook op topsnelheid niet in
zijn geheel door het brein verwerkt worden. Of in andere termen: er is altijd
behoefte aan meer verwerking, want meer verwerking betekent beter voorbereid
zijn voor nieuwe dagelijkse ervaringen. Wie als kustbewoner bij een zware
aardbeving niet meteen de bergen in vlucht, verdrinkt in de eropvolgende
tsunami. Wie dat wel heeft geleerd, overleeft.
Die behoefte aan verdere verwerking botst principieel met de
behoefte om aandacht te houden voor wat er nú weer aan het gebeuren is - de
aandacht voor het hier en nu. Een botsing die in de praktijk varieert, want de
behoefte aan verwerking hangt af van het soort ervaring, en de behoefte aan
aandacht voor het hier en nu hangt af van talloze zaken. In de duisternis is
deze behoefte gewoonlijk een stuk minder, omdat roofdieren meestal hun
zichtvermogen gebruiken.
Het principiële conflict is zo goed mogelijk opgelost door
een systeem van tijdelijke opslag en uitgestelde evaluatie. Dat lijkt te gaan in
drie trappen. Als eerste de 30 seconden tot enkele minuten die ervaringen bekend
blijven ook zonder hippocampus, bekend als het korte-termijn geheugen. Dan is er
een tussenfase van in de 20 minuten tot een half uur, nauwelijks of niet als
zodanig beschreven in de neurologie maar bekend bij (bijna) alle didactici en
leraren als de maximale periode dat je iets aandachtig kan volgen - daarna is er
kennelijk een buffer vol en is een pauze noodzakelijk. En als derde is er het
ongeveer levenslange langetermijn-geheugen.
Als je dit allemaal als wetenschap ontdekt, zou je een
project kunnen starten om uit te vinden hoe dit verband houdt met het hogere
menselijke denken. En de methode van de mens om over dat hogere denken te
communiceren: de menselijke taal. Dat project is al gestart voordat de
voorgaande resultaten bekend waren, en heet de algemene semantiek
. Het idee van de "concepten" komt daarin terug onder de noemer "abstracties",
en het ordenen van die abstracties van specifieker naar algemener als de
"abstractieladder", uitgewerkt hier
.
Op het programma van deze redactie stond het leggen van de relatie tussen de
ontwikkeling van concepten in de hippocampus, en de ontwikkelingsniveaus van
het kind. Dat blijkt al gedaan (de Volkskrant,
14-03-2015, door Maarten Keulemans):
Simpeler geformuleerd: de analysator van
aantallen heeft drie ingangen en drie uitgangen, zie Abstractiebouwer
. En een "standaardwaarde indien onbekend" ("default value")
ingesteld op één, het meest basale getal en staande voor "er is een ...".
Idem.
In de tussentijd worden meer neuronen geprogrammeerd voor het doen van
die taken, door middel van het invoeren van voortdurend nieuwe voorvallen en
het bijstellen van het netwerk tot het op de juiste manier kan analyseren,
zie weer Abstractiebouwer
. Dat duurt een tijd, vooral in het begin.
Er is al basale verwerkingscapaciteit aanwezig in de hersenstam
gebaseerd op genetisch doorgegeven structuren, en de daar bovenop te bouwen
structuren kunnen gebruik maken van die reeds werkende modules. En op die
manier nieuwe modules ontwikkelen. Die geleidelijk opgebouwd worden, maar
pas kunnen dienen als vervanging van de bestaande modules als ze helemaal
functioneren - de natuur kan niet werken met halfgebouwde en dus
onbetrouwbare modules en beslissingen. En daar komen
nog wat factoren bij:
Door de andere taalstructuur komt er minder informatie "per
uitgesproken zin" in de nieuw te programmeren modules - die dus
overeenkomstig langer nodig hebben om aan de noodzakelijk totale hoeveelheid
te komen om het hele systeem te programmeren. En
omgekeerd:
En hier het bewijs dat die basale modules er inderdaad zijn:
Die modules zitten als eerste in de hersenstam
, want ook daar worden al
beslissingen over gedrag genomen.
En hier een onderzoek dat een direct verband legt met
taal (de Volkskrant,
05-10-2016, door Mieke Zijlmans):
Hetgeen allemaal naadloos past binnen bij de alhier gegeven beschrijvingen
van de rol van de hippocampus
en die van de concepten gebruikt door de hippocampus in de vorming en het
begrip van taal
.
Naar Neurologie, hippocampus
,
Neurologie, emotie-organen
,
Neurologie, organisatie
,
Neurologie, overzicht
,
of site home
·.
|