Alfa en bèta, sociologisch: de macht van het woord
Het handhaven van en vasthouden aan de macht door de alfa's gebeurt voor een
groot deel middels hun grotere capaciteiten op het gebied van het gebruik van
woorden en taal. In de interactie tussen mensen gebeurt veel van de informatie
uitwisseling en andere beïnvloedingsprocessen via het gesproken woord. Vroeger
was dit vooral van belang in de interactie met de machtigen, die zelf meestal op
heel andere manieren aan de macht gekomen waren, geweld en afkomst bijvoorbeeld.
In de tijd van de democratie en de moderne communicatiemiddelen is het gesproken
woord zelf bijna het ultieme machtsmiddel geworden. Als charismatisch aangeduide
leiders zijn bijna allemaal begenadigde openbare sprekers.
De kunst van het spreken is een creatieve kunst, waarin de uitwisseling van
informatie een ondergeschikte rol speelt. In Het Alfa en bèta denken
hebben we laten zien dat dit soort vaardigheden veel sterker zijn bij de alfa's.
In het huidige politieke debat zullen de alfa's beter naar voren komen, en
alfa's vormen dan ook de overgrote meerderheid der politici. Als er al bèta's te
vinden zijn, zijn het de bèta's met de minste bèta- en de meeste alfa neigingen.
Maar die eigenschappen die alfa's in de rol van politici brengen, maken hen ook
het minst geschikt. Want de politiek is er om de maatschappij te besturen, dat
wil zeggen de problemen door de voortdurende veranderingen van de mens en zijn
omgeving op te lossen. En zoals al gezien: alfa's zijn goed in het praten, maar
niet in het oplossen van concrete problemen.
Iets dergelijks geldt natuurlijk ook voor de capaciteit van het schrijven. Neem
nu bijvoorbeeld één van onze kwaliteitskranten: de Volkskrant. Neem dit
stuk over een politieke partij:
Ronald Giphart is geen politicus of politiek commentator. Hij is schrijver. Hij
heeft een reguliere plaats in de Volkskrant, en geeft zijn mening of
talloze andere zaken waar hij geen verstand van heeft
Volgende onderwerp: genetische manipulatie:
Arnon Grunberg is geen geneticus, of iets dergelijks. Hij is schrijver. Hij
heeft een reguliere plaats in de Volkskrant, en geeft zijn mening of
talloze andere zaken waar hij geen verstand van heeft.
Derde onderwerp: huisvestingsbeleid:
Max Pam is geen deskundige op het gebied van volkshuisvesting. Hij is ook geen
politicus of politiek commentator. Hij is schrijver. Hij heeft een reguliere
plaats in de Volkskrant, en geeft zijn mening of talloze andere zaken
waar hij geen verstand van heeft.
Vierde onderwerp: kernenergie:
Bert Wagendorp is geen deskundige op het gebied van kernenergie, of iets dat
daar op lijkt. Hij is ook geen politicus of politiek commentator. Hij is
journalist - begonnen als sportjournalist. Hij heeft een reguliere plaats in
de Volkskrant, en geeft zijn mening of talloze andere zaken waar hij geen
verstand van heeft.
Vijfde onderwerp: AOW:
Kader Abdolah is geen deskundige op het gebied van sociale wetgeving, of iets
dat daar op lijkt. Hij is ook geen politicus of politiek commentator. Hij is
schrijver. Hij heeft een reguliere plaats in de Volkskrant, en geeft zijn
mening of talloze andere zaken waar hij geen verstand van heeft.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit in andere en andersgezinde
publicaties veel anders is. Onder een voorbeeld uit de rechtse kant van het
opiniespectrum, hier toevallig uit de Volkskrant, maar normaliter
schrijvend in bladen als
NRC Handelsblad en Elsevier:
En buiten het veld van schrijvers geldt dat voor iedereen die regulier of
incidenteel bijdraagt aan de media, dat men een goede schrijfstijl vereist (het
argument van De Winter is natuurlijk flagrante onzin: er is een veel grotere
groep dissidenten die beweert dat de aarde in zeven dagen geschapen is, en de
aanhangers van tovenarij zijn waarschijnlijk over de hele aarde genomen ook nog
in de meerderheid - wat meer over De Winter's artikel hier
).
De selectie op schrijfvaardigheden lijkt logisch, maar is het niet. Alle
capaciteiten zijn normaal verdeeld, dat wil zeggen, hoe beter hoe zeldzamer -
beter presterenden zijn dus relatief zeldzaam
. En degenen die goed zijn in zowel schrijven en, zeg, kernenergie, zijn
zeldzaam maal zeldzaam, dus heel, heel erg zeldzaam. Die zijn dus moeilijk te
vinden. En als het over de media gaat, en men moet kiezen uit minder goed
schrijven en minder verstand van kernenergie, dan is de de keuze duidelijk: men
kiest voor de betere schrijver - niet degene die de verstand heeft van
kernenergie (of watermanagement):
Nu zijn de gegeven voorbeelden allemaal uit de wereld van de
columnisten, voor wie dit allemaal misschien het meeste geldt. Er is natuurlijk
een heel spectrum van dit verschijnsel, met aan de andere kant mensen in de
media en commentatoren die wel degelijk de inhoud voorop stellen. Maar gemiddeld
genomen over dat hele spectrum, treedt er dus wel degelijk een vervorming op
volgens het beschreven verschijnsel.
Dit alles zou je kunnen zien als alleen een zaak van de media. Maar dat is het
natuurlijk niet. De media zijn een essentiële schakel in het maatschappelijke
debat, en wat daar gebeurt bepaalt in aanzienlijke tot soms zelfs in hoge mate
de uitkomst van dat maatschappelijke debat:
(Meer details hier
). Of uit een andere studie:
Voorbeelden van zulke wereldwijd bekende pundits en mode-auteurs zijn mensen als
Ian Buruma
(Wikipedia), Timothy Garton Ash
(Wikipedia) en Michael Ignatieff
(Wikipedia):
Wat mensen als Ian Buruma, Timothy Garton Ash en Michael Ignatieff gemeen
hebben is dat ze de capaciteit hebben hele boekenplanken te vullen met
beschouwingen met steeds groter wordend abstractiegehalte ...
... gaande over zaken die in wezen redelijk tot een stuk simpeler zijn.
Neem nu dit onderwerp van de oorlog in Irak:
Wat Van Dam hier schrijft, laat ook meteen zien dat het een zaak die is iedereen
kan weten, en voor "deskundigen" een zaak die ze moeten weten: de geschiedenis
laat zien dat het met geweld brengen van "beschaving" niet werkt - met een zeer
oude sociologische regel op de achtergrond: eigen schurk is beter dan andermans
heilige.
We hebben nu twee zaken geconstateerd: in de media gaat de kwaliteit van de
verwoording boven de vakinhoudelijke kennis, afgekort in het alfa-adagium "vorm
boven inhoud", en dat er in sommige gevallen zaken ernstig fout gaan. Toch is
dat geen bewijs van oorzakelijk verband: mensen als Ignatieff hadden, zelfs daar
waar ze wat minder inhoudelijk kijken naar de dingen ...
... tot de juiste conclusies kunnen komen. Want, zoals gezegd: veel
maatschappelijke zaken die ingewikkeld lijken, zijn dat in werkelijkheid een
stuk minder.
Een eventueel oorzakelijk verband is ook moeilijk in één klap sluitend te
bewijzen, maar er zijn wel sterke aanwijzingen voor te vinden. Ignatieff noemt
al de invloed van emoties - dat is inderdaad een algemeen probleem
. Dat kan je dan als volgt uitwerken: Als de auteur in de media geen vakkennis
heeft om een handleiding te vormen bij het componeren van zijn artikelen en
stukjes, gebruikt hij een alternatief, en het meest voor de handliggende
alternatief is zijn emoties.
Nu is "emoties" een algemene term staande voor vele smaken ervan
, en dus zijn de volgende vragen: welke emoties spelen in dit soort zaken, en
welke daarvan het meest? Op de vraag naar de belangrijkste emotie heeft de
psychologie een simpel antwoord, zo oud dat er een Latijnse term voor is:
quisque sibi proximus, oftewel "ieder is zichzelf het naast". Max Pam, ook
bekend als cynicus
, noemde boven
het enkele woord ervoor al: "eigenbelang".
Maar wat is het eigenbelang van mensen als
Ignatieff, Buruma en Garton Ash, of de pundits in het algemeen, in het soort
zaken dat ze bespreken: de grotere politieke en maatschappelijke zaken. De clou
vind je als je hun meeste opvallende opvattingen in een enkel woord samenvat:
Buruma: migratiefundamentalist, Garton Ash: anticommunist, en Ignatieff:
liberaal. In feite zijn ze alle drie dit allemaal, en verschilt alleen hun punt
van nadruk. Dus de heren zijn anticommunistische, migratiefundametalistische
(neo)liberalen - die over de hele wereld opereren. De samenvatting hiervan in
een enkel woord staat er al bijna: dit zijn allemaal kosmopolieten -
kosmopolieten van de intellectuele soort, maar die soort is onverbrekelijk
verbonden met de andere smaak ervan, zie dat anticommunisme: de kapitalistische
of plutocratische soort
.
Nu is de fout van Ignatieff aangaande Irak onmiddellijk verklaard: dit ging over
pure macht van de eigen groep: de uitbreiding van het rijk van het
neoliberalisme. Ook de keuze van Buruma voor multiculturalisme en islam boven
verlichting is nu logisch: het kosmopolitisme heeft migratievrijheid nodig, en
de beweging tegen de islam wordt door Buruma gezien als een beweging tegen vrije
migratie, wat het deels ook is.
Op globale schaal is dit dus allemaal logisch: de globaal opererende deskundigen
zijn bijna automatisch kosmopolieten, en staan dus een kosmopolitisch beleid
voor. En op Nederlandse schaal geldt iets dergelijks. Degenen die werkzaam zijn
in de media zijn bijna allemaal hoger opgeleid, en hoger opgeleiden hebben een,
deels sterk, voordeel bij een globaliserende wereld, en dus bij kosmopolitisme.
En ook hier speelt migratiefundamentalisme, net als bij Buruma, een rol (Arnon
Grunberg, Max Pam, Bert Wagendorp).
Maar natuurlijk kan je dit soort vormen van eigenbelang en eigengroepsbelang
niet (al te) openlijk belijden, want dan gaat het opvallen en gaan anderen aan
hun belangen denken: vrije immigratie betekent minder werk voor lager
opgeleiden. Maar daar komen dus die zo belangrijke schrijverscapaciteiten weer
om de hoek kijken. Net als Ignatieff pak je je keiharde eigenbelangen dus in in
prachtige idealen en de bijbehorende woorden:
En wat mensen boeit als het niet belangrijk is of het waar is, is al te
makkelijk in te vullen: iets dat in hun eigen straatje van pas komt.
Multiculturalisme is daar een voorbeeld van. In de woorden van toenmalig (bij de
opkomst van de allochtone immigratie) staatssecretaris Hedy d'Ancona, van
migranten-afkomst: "De multiculturele samenleving is een verrijking voor ons
land". Of multiculturalistisch socioloog Robert Putnam
: "Culturele diversiteit zorgt voor meer creativiteit".
Het verpakken van vieze zaken in mooie woorden is één van de bekendste trucs uit
het repertoire van de "mooischrijvers met een slechte boodschap". Ze is tot haar
hoogtepunt gevoerd door George Orwell in de uitspraak "Oorlog is vrede", uit
zijn boek 1984
(Wikipedia) stammende uit 1948. Je zou denken dat dit toch zeer beroemde boek
afdoende waarschuwing zou zijn. Mensen als Ignatieff hebben er niets van
geleerd, met hun versie ervan als "Oorlog brengt beschaving". Of in een versie
die in dit huidige tijdbestek nog heftig gepropageerd wordt: "Import van sociaal
achterlijken brengt sociale vooruitgang".
Maar de ideologische herverpakking is slechts één van de trucs van de misleiders
met woorden. Er bestaat een lange lijst van retorische trucs, deels verzameld
hier
, die elkaar deels ook nog versterken, en tezamen met allerlei andere trucs en
in het inkoppelen van min of meer ongrijpbare emotionele boodschappen, er voor
zorgen dat de auteur zaken weet over te dragen die minder of totaal niet juist
zijn, en waarin zijn eigen belangen of die van zijn sociologische groep zijn
verweven.
Elders op deze website zijn al een aantal regels geformuleerd om op meer
algemene wijze met informatie om te gaan
. Die komen neer op het volgende: "vertrouw geen woorden van mensen in zaken
waarin ze een eigenbelang hebben". De media en de mensen die opiniërend en
meningsvormend schrijven, hebben een duidelijk sociologisch eigenbelang: zijn
behoren tot de bovenste derde van de maatschappij, die leven op de materiële
opbrengst van het werk de onderste tweederde. En ook hebben zij er belang in dat
die onderste tweederde dat zo goedkoop mogelijk doet. En, al genoemd, ze hebben
groot belang bij zaken als globalisering en vrije migratie.
Deze regels komen er dus al op neer dat alles dat vanuit de hoogste derde komt,
via de media of anderszins, voor de onderste tweederde niet te vertrouwen is.
Het bovenstaande voegt hier aan toe, dat dat wantrouwen moet toenemen, naarmate
die uitingen in mooiere of overtuigendere woorden zijn gesteld. De soort mensen
uit de top van de maatschappij dat media, informatievoorziening en het
maatschappelijke debat beheerst, is heeft weinig verstand van de werkelijkheid,
vult haar ideeën en uitspraken met eigenbelang, en gebruiken en gebruiken hun
capaciteit op het verbale vlak om hun streven eigenbelang te verbergen achter
mooie woorden en idealen. Het gebruik van het in regel vier genoemde spelen op
de persoon of emoties is daar een van de uitingen van.
Aan de eerder geformuleerde regels kan daarom de volgende toegevoegd worden:
In de praktijk betekent dit dat bijvoorbeeld alle genoemde bovenstaande
personen, die allen zeer capabele woord-"kunstenaars" zijn die hun praktijken
regelmatig tot dagelijks uitvoeren, aangaande maatschappelijke zaken gezien
moeten worden als habituele manipuleerders en leugenaars van de soort beschreven
door George Orwell, van wie men slechts die woorden kan geloven die men direct
kan controleren.
Meer voorbeelden van de macht van het woord hier
.
Naar Alfa en bèta, psychologisch
,
Alfa en bèta, sociologisch
, of naar site home
.
| 17 mei 2005; 10 feb.2010; 8 aug.2010 |
|