Toelichting bij Psychologische krachten, cirkels: Idee, ideologie en
neurose
Het idee dat denken een cirkelproces is, geeft de aanzet tot een paar treffende
analogieën. Als eerste is daar de mechanische analogie. Wie bekend is met het
verschijnsel van de pirouetterende schaatser, of op school soortgelijkende
proefjes heeft gedaan, die weet dat als je, als die schaatser, je armen intrekt
als je al aan het draaien bent, die draaiing steeds sneller gaat.
Pas dit toe op een mens die een reëel en moeilijk probleem op te
lossen heeft. Die zet probleem in het midden van zijn gedachten, die we hier
zien als een cirkelproces. Hij probeert richting dat probleem in het midden te
gaan, wat volgens de mechanische analogie zegt dat hij dan harder gaat draaien,
wat kan helpen om de intensiteit van zijn inspanningen te verhogen. Als hij een
cirkeltje of wat gemaakt heeft, kijkt hij of hij verder is gekomen met het
probleem, of juist niet. En dan past hij zijn denkcirkel aan aan de waargenomen
voor- of achteruitgang. Zo lost hij het probleem op, of bemerkt dat hij niet
opschiet, en kan proberen het probleem anders te formuleren of er helemaal mee
stoppen.
Neem als tweede het geval van het soort mens dat denkt dat er ergens
in zijn hoofd een kern van Ideeën, Kennis, Waarheid, of iets dergelijks te
vinden is, waarnaar hij op zoek kan gaan en die hij met gepaste moeite ook zal
vinden. Een "kern" associeer je automatisch ook als liggende in het midden,
zoals het woord zelf al min of meer aangeeft. Met denken als cirkelproces gaat
de "zoeker naar de kern" dus altijd steeds meer naar het midden van die cirkel.
En, dus ga je, met de mechanische analogie, dan ook steeds wat harder draaien.
Maar
wat nu als het Idee, de Kennis, of de Waarheid waar dit individu naar op zoek
is, niet bestaat. Na een aantal denkrondjes bemerkt het individu dat zijn Idee,
of vraag ernaar, niet dichterbij is gekomen. Als hij nog steeds vasthoudt aan
zijn Idee, zal hij verder gaan met zoeken, en nog iets harder gaan ronddraaien
met zijn gedachten. Maar iedereen weet ook dat je met snel draaien steeds meer
te maken krijgt met de neiging om uit de bocht te vliegen. Als de Idee-zoeker
daarom zijn pogingen opschroeft, gaat hij nog harder draaien en neemt de
uit-de-bocht-vliegende kracht ook steeds verder toe, net zo lang tot hij niets
meer opschiet, en eindeloos in een cirkeltje rond blijft draaien. Een uitkomst
die al in de oudheid bekend was, en het nevenstaande symbool heeft gekregen, de
in zijn eigen staart bijtende slang met de naam ouroboros - door
Wikipedia gebruikt voor zowel het cirkelproces als zelfreferentie
. En in deze vorm substantie gegeven zie je ook onmiddellijk een nogal
kernachtige waarheid aangaande het cirkelproces: het heeft geen kern.
Althans niet een kern die in het midden zit, waar men een kern normaliter denkt.
De kern van het cirkelproces zit niet in het midden, maar, ergens in het lichaam
van de slang, het midden van het cirkelende gebeuren zelf..
Zodra de mens met een Idee als de kern in zijn hoofd in zijn
denkproces voorbij die "middelste" cirkel geraakt, raakt hij dus verder af van
de werkelijke kern. Dat laatste, of het feit dat hij geen oplossing vindt, merkt
onze Idee-zoekende mens natuurlijk ook wel, en dus gaat hij verder op zoek,
richting zijn veronderstelde kern in het midden, en raakt nog verder van de
echte kern, enzovoort. Daarbij gaat het cirkelproces dat het denkproces is,
steeds harder ronddraaien, en dat levert de symptomen die menig denkend mens in
zijn zoektocht naar de kern in het midden tentoonspreidt: hij raakt
doorgedraaid, en als hij erg hardnekkig is: dolgedraaid. Verschijnselen die
psychologen kennen als neurose en psychose.
Er zijn diverse groepen mensen die dit verschijnsel vertonen. Om te
beginnen zijn daar alle groepen die voornamelijk met hun hoofd bezig zijn,
intellectuelen. Onder hen zijn er een onevenredig groot aantal afwijkingen van
de beschreven soort te vinden. Of in de woorden van filosoof en schrijfster
Marjolijn Februari (column,
de Volkskrant, 27-10-2008): 'Een intellectueel is iemand die anderen net
zo neurotisch probeert te krijgen als hij zelf is.'
Dit geldt natuurlijk in versterkte mate voor de groep aan de "top"
van deze piramide: filosofen. Een van de beroemdsten, Plato, heeft een strenge
versie van deze denkafwijking geformuleerd, namelijk het idee dat ideeën
werkelijker zijn dan de materiële wereld. Dat kan je algemener formuleren als
dat ideeën, net als de begrippen uit de wiskunde, constantheden zijn die kunnen
dienen om al onze andere gedachten aan te ijken.
En wat is nu de beste analogie voor vaste waarden? Waarden die
stabiel zijn, oftewel volkomen stil staan. En waar vind je in een cirkelproces
het punt waar de dingen stil staan? Precies: in het midden.
Een specifieke geval daarvan is de ontwikkeling in de logica. Vanaf
de in woorden geformuleerde logische regels van Aristoteles was er een
voortdurende ontwikkeling naar steeds wiskundige en strengere formuleringen,
waarvan men de hoop dat dat dat zou uitkomen op volledig wiskundig
geformuleerd systeem van logisch formuleren, en dus ook van denken, in een
systeem van volkomen vaststaande uitspraken, geometrisch equivalent aan punten.
Een beweging van de wolligheid in het praten in de denkcirkels van de werkelijke
wereld, naar de vastigheid van een enkel draaipunt in het midden. En vlak bij
dat doel, in het begin van de twintigste eeuw, kwamen er problemen naar voren
die culmineerden in onder andere de paradox van (Bertrand) Russell
(Wikipedia), destijds mathematicus en later bekend" geworden als filosoof, en de
stelling van Gödel
(Wikipedia). Zaken die veel van de toenmalige logici tot wanhoop dreven. Ook in
dit meest exacte van alle vakken bleek die "vaststaande waarheid in het midden"
dus niet te vinden.
Inmiddels is ook de analogie bijna compleet: filosofen en
soortgelijke Idee-mensen zijn op min ofmeer wanhopig op zoek naar vaste,
absolute, ideeën, de het middelpunt of de kern van het denken. Het lijkt wel
alsof ze bang zijn voor het idee van dat gat in het midden ervan. En bij het
zoeken naar die niet-bestaande kern van vaste ideeën, raakt men regelmatig een
beetje, of meer dan een beetje, door- en dolgedraaid.
Waar we hier filosofen hebben aangevoerd als voorbeeld, is dit
natuurlijk niet het meest voorkomende geval. De meeste mensen denken niet zo
hard over hun wereld als filosofen, maar ook als ze er maar een beetje over
denken, merken ze al gauw hetzelfde als filosofen: er is niet zo veel vastigheid
in het denken. En die gewone mensen zijn waarschijnlijk veel banger dan
filosofen voor het gat in het midden van het denken. Die angst proberen ze te
sussen door op hun eigen wijze dat gat te vullen. En omdat gewone mensen wat
simpeler denken, vullen ze dat gat op wat primitiever manier: met geloof. Geloof
is natuurlijk weinig anders dan een verzameling kunstmatige en willekeurige
vaste en absolute waarheden
.
De ideeën van intellectuelen, filosofen en wiskundigen zijn, in deze
volgorde, steeds meer abstracties zonder enige substantie. Die liggen wel in het
midden van de denkcirkels, maar nemen nauwelijks of geen "plaats" in, en
hinderen de denkcirkels niet, waardoor de neurosen kunnen ontstaan.
De meer simpele vaste waarden van de gewone mensen hebben wel een
substantie en omvang. Ze gaan bijvoorbeeld voor een groot deel direct over
menselijke gedragingen. Ze zijn meestal zelfs dusdanig substantieel, dat ze als
een blok steen in het midden van de cirkels van het denken liggen. Waardoor die
denkprocessen minder, en in extreme gevallen helemaal niet meer kunnen
rondstromen. Die gewone mensen met sterke geloofswaarden in de midden van hun
denkcirkels gaan dus gewoon minder (goed) denken. Wat je krijgt is de alom
waarneembare starheid in denken bij religieuzen. Oftewel: religie brengt schade
toe aan de psyche
.
Dit is de principiële analogie. Die kan op vele andere terreinen worden toepast.
Daarbij doet het verschijnsel zich natuurlijk in alle mate van intensiteit voor:
van zeer licht tot zeer ernstig - van klein-menselijke eigenaardigheden via
filosofische absurditeiten naar ernstige psychologische afwijkingen. In de
genoemde gevallen van filosofie en godsdienst leidt het strenge navolgen van de
ideologie tot sterk contraproductieve resultaten. Zo is de moderne filosofie
vrijwel volstrekt losgezongen geraakt van de werkelijkheid, en is
godsdienst al veel langer vervallen tot een corrupt en amoreel machtssysteem dat
vooral zijn eigen invloed probeert te vergroten
.
Vele
lijders aan de lichtere versies van de kwalen van het cirkelproces komen bij
psychologen terecht. En de psychologie heeft daar, na lang zoeken, een redelijk
effectieve therapie voor ontwikkelt, bekend als diverse soorten cognitieve
therapie
. Wat cognitieve therapie doet, is om de als kwalen ervaren processen door
middel van redelijke kennis, cognities, te ontwarren. Dit past keurig in ons
model van psychologische kwalen als door het zoeken naar de kern doorgedraaide
denkprocessen. Iets dat ook de bedenker van nevenstaande illustratie van
behandeling door de cognitieve therapeut voor ogen had
: de therapeut ontwart het cirkelproces.
Op deze website beschouwen we de cognitieve therapie als de psychologische
variant van een algemene methodiek om tot gezond denken te komen: de algemene
semantiek
. De algemene semantiek gaat in eerste instantie over de relatie tussen woorden
en de werkelijke wereld, en in dat proces komt, en dat is onvermijdelijk, het
proces van zelfreferentie voor, zoals de woorden die over woorden gaan
. Deze zelfreferentie is natuurlijk ook een cirkelproces, of nog algemener: een
proces van terugkoppeling
. De algemene semantiek voorkomt de problemen van cirkelprocessen door gebruik
van een tegencirkel, die lijkt op die van de wetenschappelijke methode
. Toegepast op het probleem van de denkcirkels, levert de algemene semantiek een
stel op cognitieve therapie lijkende regels als psychologische versie van die
tegencirkel
.
Daarmee ontstaat eerst het volgende beeld van het proces van cognitieve
denkafwijkingen en de manier om daar weer uit te komen:
Waarna nog de vraag rijst hoe het proces ontstaat.
Naar Psychologische krachten
, of site home
.
|