Van Waterlandstichting.nl ,
13-02-2005, door Marcia Luyten
Bang voor mij
Ik sta in Paradiso aan de bar en bestel een glas wijn.
“Er is geen wijn”. De barman lacht een verontschuldiging.
“Dan een biertje, graag.”
“Sorry. We schenken vandaag geen alcohol.”
Ik kijk om mij heen en inderdaad, niemand drinkt bier.
Deze zondagnamiddag is het druk in Paradiso. In alle zalen staan sprekers en
presentatoren van naam, het publiek is jong, gekleurd en - aan het aantal
hoofddoekjes af te lezen, veelal moslim Voor de tweede keer is er de
manifestatie ‘Ben je bang voor mij?’, georganiseerd door de
gelijknamige stichting die is opgericht door Marokkaanse en witte
Nederlanders, en meer nog dan een jaar geleden voelt iedereen dat hier en nu
iets gebeurt.
Vandaag gaan alle debatten over de vraag hoe verschillende bevolkingsgroepen
kunnen samenleven. Want, zo schrijft Ben je bang voor mij, “het is
inmiddels de gewoonte geworden om voltallige gemeenschappen ter
verantwoording te roepen voor het gedrag van individuen.... We willen
bereiken dat mensen openstaan voor elkaar en voor kritiek.” En ze besluit
haar persbericht met: “In plaats van bang voor elkaar worden, willen wij
elkaar beter leren kennen.”
Bij binnenkomst word ik gefouilleerd. Verderop zit op het podium de
burgemeester van Amsterdam omringd door brede mannen met dopjes in hun oren.
Deze bijeenkomst wordt er een beetje beladen door. Maar de beveiliging is
nodig, niemand die daaraan twijfelt. Ze bevestigt de noodzaak tot gesprek.
De ontmoetingen op het podium zijn spannend. Moslima’s beschuldigen Theo van
Gogh’s vriendin Ebru Umar van racisme. Job Cohen laat diezelfde Umar - en
met haar heel de zaal, fijntjes weten dat het “niet verplicht is in deze
stad te wonen”. Prem Radhakishun bezweert dat hij zijn naam zal zetten onder
de nog te maken film Submission II, ook al is hij het met Ayaan Hirsi
Ali oneens. En dwars door afkeurend gefluit roept een presentator: “Zie je
dat je voor je mening kunt uitkomen. We kunnen het oneens zijn!”
Achteraf gezien was dat de belangrijkste uitspraak van de middag: We moeten
het oneens kunnen zijn. Laten we elkaars verschillen respecteren. Geef mij
de vrijheid anders te zijn dan jij. Maar wat is die zin waard als ik in
Paradiso alleen fris mag drinken? Het lijkt gezeur. Kan ik niet zonder een
glas wijn? Vind ik in tijden van spanning verontwaardiging over een drankje
gepast? En snap ik dan niet dat de alcoholvrije zone een reden minder is om
vrouwen of dochters thuis te houden?
Maar een verbod op alcohol in Paradiso is meer dan gemiste drank. Het is een
betekenisvol feit in een tijd dat onze symbolische wereld nieuwe invulling
krijgt.
De symbolen die onze samenleving schragen zijn inzet van strijd in het
publieke debat. Dat alle Nederlanders dezelfde taal moeten spreken, is in
dat licht een duidelijke keus. Nu is de vraag of bij die gedeelde taal een
canon van geschiedenis, literatuur en cultuur hoort. Om het straatbeeld
wordt gestreden: wel of geen minaret, hoe hoog mag die zijn, en mag de
muezzin zijn oproep tot gebed over straat laten klinken? Het
maatschappelijke debat over de Nederlandse identiteit, over gedeelde
waarden, mores en codes, is tegelijkertijd een zoektocht naar symbolen die
houvast bieden voor wat het is om Nederlands te zijn.
Was de manifestatie in een moskee of Marokkaans buurthuis gehouden, de
gedachte aan alcohol zou niet bij me zijn opgekomen. Maar een drooggelegd
Paradiso? Misschien onbedoeld, maar het zegt: waar wij islamieten (want zó
definieer je je dus door geen alcohol te schenken - tot die tocht naar de
bar wist ik niet beter dan dat de organisatoren maatschappelijk betrokken
Nederlanders waren), dus: waar wij islamieten het voor het zeggen hebben,
gelden onze, islamitische spelregels.
Toch maar even de organisatie opgezocht. Voor je het weet blaas je een
vuurtje aan dat je juist geblust wil zien.
“Veiligheid staat hoog op onze agenda”, zegt een van de organisatoren. “We
hebben sprekers die beveiliging nodig hebben. Als je dan ook nog eens
alcohol gaat schenken.”
De burgemeester had laten weten dat hij niet zou komen als er bier werd
geschonken? Dat niet, en de organisator legt verder uit: “Je moet ook
rekening houden met het publiek. Er is een grote groep moslims die in
principe niet naar plekken komt waar alcohol wordt geschonken.”
Dat vind ik gek, zeg ik. “Het gaat er toch om dat een praktiserend moslim
zélf niet drinkt? Ik heb nooit gemerkt dat een moslim moeite had met het
glas wijn dat ík dronk.”
“Nee, maar er zijn mensen die belijden, en mensen die zéggen dat ze moslim
zijn”, werpt de woordvoerder tegen.
Maar dan denk ik aan de vertegenwoordiger van Nederlandse moslims die
onlangs bij ons thuis aan tafel zat. Onze gast dronk water, anderen dronken
wijn. Wij serveerden geen varkensvlees. Allemaal geen punt. Het laatste dat
de organisator hierover zegt: “Als je een zo breed mogelijk publiek wil
trekken, probeer je mensen tegemoet te komen door eventuele belemmeringen te
vermijden.”
Tegemoetkomen en belemmeringen vermijden. Ik realiseer mij dat ik weliswaar
was uitgenodigd, maar dat de gastvrijheid niet op mij was toegesneden.
Elkaar beter leren kennen hoeft niet altijd positief uit te pakken. De
ontmoeting slaat geen brug maar trekt een streep. Ik nodig je uit op een
plek die jij zo goed kent, ik stel regels waarvan ik weet dat ze jouw
vrijheid inperken, en dan vraag ik je: zeg, ben jij bang voor mij? Van mijn
opgewonden vrolijkheid over zo veel zelfbewustzijn en betrokkenheid is
weinig over. Ik vertrek en voel me ongemakkelijk.
Naar Cultuurverschillen, onoverkomelijkheid
,
Hiërarchie allochtonen
, of naar site home
.
|