De algemene basis, toelichting

Een van de argumenten om te denken dat het uniek zijn van de mens zit in overcapaciteit, is dat vrijwel alle afzonderlijke menselijke capaciteiten, ook bij dieren blijken voor te komen. Zo blijken vele andere capaciteiten die eerder als uniek bestempeld zijn, ook tegenhangers te hebben - zo blijken bijvoorbeeld vogels te kunnen plannen uitleg of detail , en honden empathie te hebben uitleg of detail . Onder het meest voor de hand liggende voorbeeld, apen (de Volkskrant, 27-10-2007, door Hans van Maanen):
  Van Maanen luistert: primatoloog Frans de Waal over het ambacht van het aapjeskijken

‘Chimps moet je overtuigen’

Apen nemen elkaars kennis en manieren over en herkennen onrecht, zegt Frans de Waal, primatoloog. Er komt heel wat bij kijken om daarachter te komen.

...   ‘Tien jaar geleden was iedereen er nog van overtuigd dat apen niet imiteren. Nu weten we, dat apen enorme imitators zijn – het woord ‘na-apen’ bestaat inderdaad niet voor niets. Men zei dat apen geen gezichten herkenden, omdat ze geen menselijke gezichten herkenden. Want mensengezichten verschillen veel meer dan apengezichten, nam men aan.

Kapucijnapen
‘Wij hebben die proeven ook gedaan, met chimpansees, en ook met kapucijnapen. Kapucijnapen zijn wat makkelijker om experimenten mee te doen: ze zijn kleiner, dus wij hebben meer gezag, en ze zijn bereid langer mee te doen. Soms kun je wel vijf, zes experimenten op een dag doen. Die kapucijnapen zitten op een ander terrein, op de universiteit in Atlanta zelf, waar ik met tien onderzoekers werk.
    ‘We hebben die aapjes geleerd met een touch screen om te gaan. Als je ze vier foto’s van soortgenoten geeft, bijvoorbeeld drie van het ene individu en eentje van een ander, wijzen ze meteen de uitzondering aan. Ze zijn bijvoorbeeld ook heel goed in staat om van vier foto’s de aap eruit te halen die niet tot de groep behoort. Of andersom, van vier foto’s de aap eruit te halen die wel tot de groep behoort. De laatste tijd zijn we ook aan het experimenteren of ze geslachtsverschillen herkennen. Dat lukt ze ook prima. Ze weten precies welk achterwerk bij welk vrouwtje hoort.
    ‘Iets dergelijks geldt voor heel veel eigenschappen. Vroeger dacht men dat apen niet altruïstisch waren, dat ze zich niet in elkaar konden verplaatsen, dat ze geen gereedschappen konden maken, dat ze geen cultuur kenden, enzovoort. En telkens bleek dat de grens tussen aap en mens – want daar gaat het natuurlijk steeds om – vager te zijn dan we dachten.
    ‘Ik denk dat het ermee te maken heeft dat sociale wetenschappers en filosofen nog steeds niet helemaal overtuigd zijn van de evolutietheorie. Ze aanvaarden wel dat we van andere diersoorten afstammen, maar ze willen er niet aan dat de evolutietheorie ook inhoudt dat er een continuïteit is van diersoort tot diersoort. Zij willen dat er toch iets fabuleus, iets mysterieus is dat ons onderscheidt van de dieren. Zodra een bioloog dan weer laat zien dat het onderscheid dat ze bedacht hebben, niet klopt, springen ze weer naar iets anders.
    ‘In mijn laatste boek gaat de discussie vooral over moraliteit, over het besef van recht en onrecht. Ook daar merk je dat veel mensen er gewoon niet aan willen dat apen zoiets als moreel besef kennen. Moreel besef vinden ze iets typisch menselijks, iets waarover de knapste koppen lang hebben nagedacht. Terwijl je met experimenten kunt laten zien dat apen precies weten wanneer hun onrecht is aangedaan. Binnenkort publiceren we een artikel waarin we dat nog eens goed aantonen.’

Bouwstenen
‘Of apen precies het menselijk besef hebben, weten we natuurlijk niet, maar als je uiteenrafelt waaruit moraliteit nu bestaat, dan kun je laten zien dat apen heel veel van die bouwstenen wel degelijk kennen. Het is misschien de samenvoeging van al die bouwstenen die typisch menselijk is, maar de elementen ervan zie je terug bij apen – en zeker ook bij andere diersoorten. Ook onze moraliteit, daar ben ik van overtuigd, gaat terug op onze dierlijke voorouders. De verschillen tussen mensen en apen zijn hooguit het topje van de ijsberg van overeenkomsten.
    ‘Is er dan helemaal geen onderscheid? Dat geloof ik ook weer niet. Ons taalvermogen is misschien uniek. Al zien we ook daarvan de bouwstenen terug in dieren. Dieren kunnen symbolen herkennen en categorieën maken – allebei erg belangrijk voor taalbegrip – en ik denk dat er op een gegeven moment zelfs wel iets van syntax en grammatica zal worden aangetoond.
    ‘Waar wij nu erg mee bezig zijn, is gebarentaal. Handgebaren, zoals bedelen, of wenken, zijn pas heel recent ontstaan: alleen mensapen zoals bonobo’s en chimpansees kennen ze, kleine apen niet. Er is veel voor de recente theorie te zeggen dat de menselijke taal begonnen is als gebarentaal, en niet als roepen en schreeuwen. Baby’s leren gebaren voor ze kunnen praten, wijzelf kunnen haast niet praten en denken zonder gebaren, in een vreemd land beginnen we met gebarentaal.
    ‘Het interessante van gebaren, ook bij apen, is bovendien dat ze flexibel zijn. Als apen krijsen of boos kijken, weet je wel wat er aan de hand is. Maar handgebaren zijn afhankelijk van de context. Als ik eet en een aap houdt zijn hand op, bedelt hij. Maar als hij een conflict heeft met een andere aap en hij houdt bij mij zijn hand op, wil hij dat ik te hulp schiet.
    ‘Vooral bonobo’s hebben een ruim repertoire. En wat we ook alleen bij bonobo’s hebben gevonden: die handgebaren kunnen van groep tot groep verschillen. Als je de gebaren van de ene groep bonobo’s kent, weet je nog niets over de betekenis van die gebaren in de andere groep. Er is duidelijk sprake van culturele overdracht – en dat begint al heel erg op het begin van menselijke taal te lijken.




Naar RM home, basis , of site home .