|
Van Maanen luistert: primatoloog Frans de Waal over het ambacht van het
aapjeskijken
‘Chimps moet je overtuigen’
Apen nemen elkaars kennis en manieren over en herkennen onrecht, zegt Frans
de Waal, primatoloog. Er komt heel wat bij kijken om daarachter te komen.
... ‘Tien jaar geleden was iedereen er nog van overtuigd dat
apen niet imiteren. Nu weten we, dat apen enorme imitators zijn – het woord
‘na-apen’ bestaat inderdaad niet voor niets. Men zei dat apen geen gezichten
herkenden, omdat ze geen menselijke gezichten herkenden. Want
mensengezichten verschillen veel meer dan apengezichten, nam men aan.
Kapucijnapen
‘Wij hebben die proeven ook gedaan, met chimpansees, en ook met
kapucijnapen. Kapucijnapen zijn wat makkelijker om experimenten mee te doen:
ze zijn kleiner, dus wij hebben meer gezag, en ze zijn bereid langer mee te
doen. Soms kun je wel vijf, zes experimenten op een dag doen. Die
kapucijnapen zitten op een ander terrein, op de universiteit in Atlanta
zelf, waar ik met tien onderzoekers werk.
‘We hebben die aapjes geleerd met een touch screen om te
gaan. Als je ze vier foto’s van soortgenoten geeft, bijvoorbeeld drie van
het ene individu en eentje van een ander, wijzen ze meteen de uitzondering
aan. Ze zijn bijvoorbeeld ook heel goed in staat om van vier foto’s de aap
eruit te halen die niet tot de groep behoort. Of andersom, van vier foto’s
de aap eruit te halen die wel tot de groep behoort. De laatste tijd zijn we
ook aan het experimenteren of ze geslachtsverschillen herkennen. Dat lukt ze
ook prima. Ze weten precies welk achterwerk bij welk vrouwtje hoort.
‘Iets dergelijks geldt voor heel veel eigenschappen. Vroeger
dacht men dat apen niet altruïstisch waren, dat ze zich niet in elkaar
konden verplaatsen, dat ze geen gereedschappen konden maken, dat ze geen
cultuur kenden, enzovoort. En telkens bleek dat de grens tussen aap en mens
– want daar gaat het natuurlijk steeds om – vager te zijn dan we dachten.
‘Ik denk dat het ermee te maken heeft dat sociale
wetenschappers en filosofen nog steeds niet helemaal overtuigd zijn van de
evolutietheorie. Ze aanvaarden wel dat we van andere diersoorten afstammen,
maar ze willen er niet aan dat de evolutietheorie ook inhoudt dat er een
continuïteit is van diersoort tot diersoort. Zij willen dat er toch iets
fabuleus, iets mysterieus is dat ons onderscheidt van de dieren. Zodra een
bioloog dan weer laat zien dat het onderscheid dat ze bedacht hebben, niet
klopt, springen ze weer naar iets anders.
‘In mijn laatste boek gaat de discussie vooral over
moraliteit, over het besef van recht en onrecht. Ook daar merk je dat veel
mensen er gewoon niet aan willen dat apen zoiets als moreel besef kennen.
Moreel besef vinden ze iets typisch menselijks, iets waarover de knapste
koppen lang hebben nagedacht. Terwijl je met experimenten kunt laten zien
dat apen precies weten wanneer hun onrecht is aangedaan. Binnenkort
publiceren we een artikel waarin we dat nog eens goed aantonen.’
Bouwstenen
‘Of apen precies het menselijk besef hebben, weten we natuurlijk niet, maar
als je uiteenrafelt waaruit moraliteit nu bestaat, dan kun je laten zien dat
apen heel veel van die bouwstenen wel degelijk kennen. Het is misschien de
samenvoeging van al die bouwstenen die typisch menselijk is, maar de
elementen ervan zie je terug bij apen – en zeker ook bij andere diersoorten.
Ook onze moraliteit, daar ben ik van overtuigd, gaat terug op onze dierlijke
voorouders. De verschillen tussen mensen en apen zijn hooguit het topje van
de ijsberg van overeenkomsten.
‘Is er dan helemaal geen onderscheid? Dat geloof ik ook weer
niet. Ons taalvermogen is misschien uniek. Al zien we ook daarvan de
bouwstenen terug in dieren. Dieren kunnen symbolen herkennen en categorieën
maken – allebei erg belangrijk voor taalbegrip – en ik denk dat er op een
gegeven moment zelfs wel iets van syntax en grammatica zal worden
aangetoond.
‘Waar wij nu erg mee bezig zijn, is gebarentaal. Handgebaren,
zoals bedelen, of wenken, zijn pas heel recent ontstaan: alleen mensapen
zoals bonobo’s en chimpansees kennen ze, kleine apen niet. Er is veel voor
de recente theorie te zeggen dat de menselijke taal begonnen is als
gebarentaal, en niet als roepen en schreeuwen. Baby’s leren gebaren voor ze
kunnen praten, wijzelf kunnen haast niet praten en denken zonder gebaren, in
een vreemd land beginnen we met gebarentaal.
‘Het interessante van gebaren, ook bij apen, is bovendien dat
ze flexibel zijn. Als apen krijsen of boos kijken, weet je wel wat er aan de
hand is. Maar handgebaren zijn afhankelijk van de context. Als ik eet en een
aap houdt zijn hand op, bedelt hij. Maar als hij een conflict heeft met een
andere aap en hij houdt bij mij zijn hand op, wil hij dat ik te hulp schiet.
‘Vooral bonobo’s hebben een ruim repertoire. En wat we ook
alleen bij bonobo’s hebben gevonden: die handgebaren kunnen van groep tot
groep verschillen. Als je de gebaren van de ene groep bonobo’s kent, weet je
nog niets over de betekenis van die gebaren in de andere groep. Er is
duidelijk sprake van culturele overdracht – en dat begint al heel erg op het
begin van menselijke taal te lijken.
|