Bronnen bij Sociologische begrippen: slavernij, wetenschappelijke versie

De wetenschappelijke versie van het slavernij-verhaal verschilt totaal van de versies van de politiek-correcten uitleg of detail en de creolen uitleg of detail . De reden is dat de politiek-correcte versie uitgaat van een ideologie, en de creoolse versie van de wenselijkheid van de eigen positie. Met in beide gevallen als centrale thema de gelijkheid der culturen: de creoolse cultuur moet wel gelijk zijn aan de westerse, dus moeten bestaande en niet-ontkenbare verschillen wel een oorzaak buiten henzelf hebben, en in dit geval dus dat van de slavernij.

De wetenschappelijke versie probeert gewoon te kijken naar wat er gebeurt is, en probeert dat in de context van de tijd te bezien. Met alle voorbijgaan dus van hedendaagse normen en waarden, althans: het gebruik van die hedendaags normen en waarden niet verder dan te constateren dat die waarden nu anders liggen.

Niet vele jaren gelden was het totaal onmogelijk om iets van de wetenschappelijke context te benoemen, zonder meteen beschuldigt te worden van discriminatie en racisme. Je moest tenslotte een groep allochtone immigranten teleurstellen en dat mocht (want ze hadden al zo weinig, durfden sommigen er nog bij te zeggen). Dat is de laatste jaren, onder een toenemend beuken van allochtone n immigranten tegen de fundamenten van de westerse samenleving, wat minder geworden, en dus konden er wat berichten met een meer rationele inhoud verzameld worden. Het eerste artikel stond in het opiniekatern Vonk (de Volkskrant, Vonk, 18-05-2013, door Marcel van Engelen (1971) is journalist en schrijver, onder meer van Het kasteel van Elmina):
  Slavernij | De grijstinten van de mensenhandel

Heb het ook over zwarte daders

We moeten de slavernijgeschiedenis ontdoen van het clichébeeld: witte daders en zwarte mensen als louter slachtoffers, schrijft Marcel van Engelen. Juist ook in Nederland, dat twee eeuwen lang in het hart van de trans-Atlantische slavenhandel opereerde.


Tussentitel: De koning van de Ashanti wilde graag doorgaan

Dat de commerciële uitbater van het West-Indisch Huis in Amsterdam de geschiedenis liever verborgen houdt, is misschien nog te begrijpen. Het fraaie herenhuis in het centrum was ooit het hoofdkwartier van de West-Indische Compagnie, het bedrijf dat een eeuw lang zijn Nederlandse alleenrecht op het kopen en verschepen van Afrikaanse slaven overzee beschermde. ...
    Terwijl dit verleden zo zichtbaar is: er wonen veel zwarte mensen in Nederland. Welk andere deel van de Nederlandse geschiedenis loopt zo zichtbaar over straat? Welk deel van de vaderlandse historie is zo duidelijk aanwezig als je de tv aanzet en bijvoorbeeld naar het Nederlandse voetbal kijkt of naar een Amerikaanse speelfilm?    ...

In die Amerikaanse speelfilm is de zwarte component namelijk zwaar oververtegenwoordigd.
  Toegegeven, de aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden is de laatste jaren behoorlijk opgeleefd. Dat is een wonderlijk proces geweest. Een eeuw oude geschiedenis kwam opeens in de belangstelling te staan.

Allemaal toegiften vooraf aan de politieke-correctheid: deze redactie heeft alles over de slavernij geleerd op de middelbare school, uit gewone leerboekjes, en sinds die tijd is dat gebeuren nooit in de vergetelheid geraakt.
    Kijk maar:
  In 1990 zag de eerste uitgebreide studie naar de Nederlandse slavenhandel het licht (gemaakt door een Friese Amerikaan, geen toeval). En in 2002 verrees in Amsterdam een nationaal slavernijmonument, een kleine anderhalve eeuw nadat de slavernij in Suriname en op de Antillen werd afgeschaft.
    Dat monument werkte als een katalysator.

Nee, dat monument kwam er na vele jarenlang slavernijgezeur. En er kwam nog veel meer:
  Er kwam een nationaal onderzoeksinstituut, tentoonstellingen werden georganiseerd, theatervoorstellingen gemaakt, er verschenen artikelen in de krant, het slavernijverleden werd opgenomen in de historische canon, het Historisch Nieuwsblad organiseerde 'een dag van de slavernij' en in 2011 was er zelfs een tv-serie van de publieke omroep. De Slavernij, gepresenteerd door Daphne Bunskoek en Roué Verveer, was na De Oorlog de tweede grote historische serie van de NTR.

Allemaal heel simpel: naarmate de problemen van de creolen zichtbaarder werden, werd de behoefte tot compensatie groter:
  Nakomelingen van slaven joegen de oplevende publieke belangstelling aan.

Precies. Met de toename van de schietpartijen werd het gezeur erger.
  Maar de strategie kon ook groteske vormen aannemen. De Surinaamse econoom Armand Zunder kwam in 2008 naar buiten met de claim dat Nederland 379 miljard euro compensatie moest betalen aan vooral nakomelingen van Afrikaanse slaven in Suriname. Hij baseerde dat bedrag op berekeningen die nogal wankel waren opgebouwd.

Dat 'Maar' moet weg: die Zunder was slechts de culminatie van het groteske gezeur:
  Wat daarbij hun - bewuste of onbewuste - strategie was: de wrede en dramatische kanten van deze geschiedenis benadrukken. Aanzetten. Soms ook overdrijven. In elk geval niet: relativeren.

Weer een fout woord: 'relativeren' - het enige dat vereist was, was "redelijk zijn".
    Nu gaan we richting feiten:
  Het Nederlandse aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel was aanzienlijk. Het door historici becijferde percentage van 5 procent is verraderlijk, omdat dat is gebaseerd op de vlaggen waaronder Europese slavenschepen van Afrika naar de Nieuwe Wereld voeren. In West-Afrika waren de Nederlanders invloedrijker dan de 5 procent suggereert. Vanuit hun handelsposten - met als centrum het kasteel van Elmina aan de kust van huidig Ghana - werden ook Afrikaanse slaven geleverd aan Portugese schepen, soms aan Engelse schepen of aan Amerikaanse.    ...
    Als je de trans-Atlantische slavenhandel wilt opdelen in schuldige Europese naties, dan waren er twee hoofdschuldigen (Portugal en Groot-Brittannië) en drie meelopers: Spanje, Frankrijk en Nederland.

Iets dat al tegen het politiek-correcte zere been is: men wil dolgraag Nederland de hoofdrol toebedelen.
  Het kasteel van Elmina was ook het regiecentrum van de Nederlandse slavenhandel die langs de hele West-Afrikaanse kust plaatsvond - vanuit deze plek werd die mensenhandel grotendeels aangestuurd.
    Bij de opgeleefde aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden begint het verhaal vaak bij de verscheping van de samengepakte en geketende Afrikanen - het gruwelijkste deel van deze trans-Atlantische historie. Verder gaat het vooral over de slavernij in Amerika en het Caribisch gebied, waar de weggevoerde Afrikanen voor 80 procent in suikerrijke gebieden belandden, merendeels om er te werken op de plantages. Het zijn de nakomelingen van de slaven die deze geschiedenis levend houden, en het grootste en meest recente deel ligt daar.

Op school in de jaren zestig had de redactie al geleerd dat dit de halve waarheid was. Maar dat mocht later niet meer gezegd worden.
  Als je je verdiept in hoe leven en (slaven)handel in en rond het kasteel van Elmina zijn verlopen, ontdek je echter dat de Nederlanders, de Europeanen, tot aan het einde van de 19de eeuw weinig tot niets hadden te vertellen in West-Afrika. Ze verbleven in hun forten en handelsposten aan de kust, met enkele tientallen mannen, of hooguit een paar honderd. Ze kwamen het moeilijk doordringbare en levensbedreigende binnenland niet in. Dat hoefde ook niet, want de (slaven)handel kwam naar hen toe. Afrikanen hadden de slavenhandel volledig in handen tot het moment dat de slaven aan de Europeanen werden overgedragen.

Precies: de Nederlandse aanwezigheid ging niet verder dan enkele forten als Elmina, dat zelf op een soort schiereiland lag, bijna geïsoleerd. Zoals je een fort lokaliseert al je jezelf wilt verdedigen. Allemaal bijzonder onwelkome waarheden:
  Ook in de Verenigde Staten wordt de Afrikaanse rol in deze geschiedenis vaak genegeerd, schreef Henry Louis Gates in 2010 in The New York Times. De geromantiseerde geschiedversie die volgens hem sterk leeft: voorouders van zwarte Amerikanen werden uit Afrika weggeroofd door evil white men.

Tot slaven gemaakt door evil men, indeed. Evil black men. Dat kan in Amerika nog minstens vele decennia niet gezegd worden.
  Slavernij en slavenhandel waren al alom aanwezig op het continent voordat de Europese zeevaarders subsaharaans Afrika bereikten. Afrikanen vielen in slavernij door oorlog (gevangenen), door een veroordeling van een lokale leider of door een schuld. Het land gold als gemeenschappelijk bezit; slaven daarentegen waren een vorm van privébezit. Voor West-Afrikaanse volken was het niet vreemd om slaven te ruilen tegen spullen. Zo kon de trans-Atlantische slavenhandel beginnen en grootschalig en langdurig doorgaan.
    De Amerikaanse afrikanist John Thornton gaat zelfs zo ver de trans-Atlantische slavenhandel door westerlingen 'de uitgroei' van een Afrikaans systeem te noemen. Hij draait het om. Hij bekijkt deze geschiedenis vanuit Afrika, in plaats van vanuit Europa of Amerika. Hij zegt in wezen: neem de Afrikaanse rol in deze trans-Atlantische geschiedenis eens serieus. Pas dan begrijp je hoe deze verstrekkende mensenhandel zich heeft kunnen voltrekken, zonder dat de Europeanen de mankracht en de militaire middelen hadden om Afrikaanse leiders en koopmannen hun wil op te leggen.
    Historici in Ghana zeggen min of meer hetzelfde: de trans-Atlantische slavenhandel is niet los te zien van het inheemse, Afrikaanse systeem van slavernij. Ze waren met elkaar vervlochten. Toen vanuit Europa de trans-Atlantische slavenhandel werd beëindigd (formeel aan het begin van de 19de eeuw; in werkelijkheid staken slavenschepen zeker tot 1866 de oceaan over) bleef het inheemse systeem bestaan. Tot 1900 bestonden in het binnenland van de Goudkust nog markten waar mensen als vee werden verhandeld.
    Uit oude ooggetuigenverslagen blijkt nog iets sterkers: de voornaamste leveranciers van slaven vanuit het achterland van de Goudkust, de Ashanti, waren verbolgen dat de Europeanen aan het begin van de 19de eeuw wilden stoppen met de slavenhandel. De koning van de Ashanti wilde graag doorgaan. Het was lucratieve business. En waar moest hij anders heen met zijn oorlogsgevangenen en de mannen en vrouwen die in het noorden werden geroofd en die hij als centrale macht ontving? Ashanti-koning Osei Bonsu vroeg zich in 1820 tegenover de Britse gezant Joseph Dupuis ook af: waarom vinden de Britten de handel in mensen opeens slecht terwijl ze die eerst goed vonden?

Dit kan in min of meer de beslotenheid verkondigd worden, maar in de massamedia dus nog absoluut niet, als de slavernij daar een item is.
    En tenslotte nog een zoenoffer:
  De Afrikaanse betrokkenheid, voor alle duidelijkheid, doet niets af aan de Europese of Nederlandse rol.

Dat doet het ten eerste in zijn algemeenheid natuurlijk wel - het verschil lijkt sterk op dat tussen stelen en helen. Maar vooral: het ondermijnt volkomen de klachten van de creolen.
    Voor de volledigheid: de afgezeken reactie van de politieke-correctheid staat hier uitleg of detail .

Ook de Volkskrant zelf kan het echt niet afleren (de Volkskrant, 29-06-2013, door Iñaki Oñorbe Genovesi
  Roots-reis | Naar de plaats van de slavenhandel

Het land van Kunta Kinte

... Natuurlijk wordt er niet gelachen bij een beladen onderwerp als de slavernij, al helemaal niet als we een tocht maken in de sporen van de bekendste slaaf: Kunta Kinte van het Mandinkavolk, held van de kroniek Roots van de Amerikaan Alex Haley en de populaire tv-serie uit de jaren zeventig.
    We zijn in Albreda, een gehucht van hutjes van klei met golfplaten daken langs de Gambia. Een plek waar zwarte vissers en boeren in armoede en bitterheid leven, maar vooral een plaats waar het slavernijverleden bewust levend wordt gehouden. 'Opdat jullie Europeanen onthouden wat er is gebeurd en wij zwarte Afrikanen, vooral in de diaspora, ons blijven herinneren waar onze wortels liggen.'    ...
    Zijn naam is gevallen: Kunta Kinte, wiens ouders al voor zijn geboorte te horen hadden gekregen dat hun zoon bijzonder en beroemd zou worden. De jongen die op zijn 17de in de binnenlanden werd gevangen door Europese slavenjagers ...

Welbewuste keiharde leugens. Maar ja, dit is ook weer een immigrant, hè, die auteur ...

Dat was nog in de aanloop naar de herdenking. Daarna kwam er een beetje ruimte voor de waarheid in het hoofdkatern. Natuurlijk alleen op de opiniepagina's' - de berichtgeving bleef volharden in de politiek-correcte leugens (de Volkskrant, 04-07-2013, door Piet Emmer, was hoogleraar in de geschiedenis van de Europese expansie, Universiteit Leiden):

  Niet alle ellende komt voort uit de slavernij
 
De meeste vrijgelaten slaven bleven hetzelfde werk doen. Hierdoor bleven hun inkomsten redelijk op peil.


Tussentitel: Nergens werd de vrijheid zo duur betaald als op Haïti

Het lijkt wel of de slavernij ieder jaar erger wordt. Dat geldt zeker voor dit jaar, waarin het 150 jaar geleden is dat Nederland de slavernij in zijn koloniën afschafte. Nu het stof rond de herdenkingsfestiviteiten is gaan liggen, is het tijd de balans op te maken en daar word je niet vrolijk van.
    In de aanloop naar 1 juli stonden de kranten vol met verhalen waarin de verre nazaten van de Caribische slaven in Nederland hun beklag deden over wat zij als de nawerking van het slavernijverleden zagen. Sommigen leken daar nog dag en nacht mee bezig te zijn. Wat er maar met een mens fout kan gaan, was het gevolg van dat slavernijverleden: racisme, discriminatie, tienerzwangerschappen, gebroken gezinnen, echtelijke ontrouw, criminaliteit, slechte schoolprestaties, hoge bloeddruk, onheuse behandeling in het openbaar vervoer en op sportvelden en nog veel meer.    ...
    Anders dan sommige commentatoren vandaag lijken de slaven de voor- en nadelen van de slavernij heel wat realistischer te hebben beoordeeld. Ze wilden natuurlijk worden bevrijd van de beperkingen van hun onvrije status, maar niet tot elke prijs.
    Zo zijn er maar weinig slaven uit Suriname naar het naburige Brits- of Frans-Guyana gevlucht, hoewel de slavernij daar eerder was afgeschaft dan in Suriname. Moeilijk was dat niet, want de grenzen werden nauwelijks bewaakt en de ontsnapte slaven werden niet teruggestuurd. Toch hebben van de ruim 30.000 Surinaamse slaven niet meer dan honderd tot tweehonderd zichzelf op deze manier bevrijd. Een klein aantal keerde zelfs teleurgesteld naar Suriname terug, want ze hadden ontdekt dat de vrijgelaten slaven in de buurkolonies gewoon moesten werken om in hun levensonderhoud te voorzien.
    Ook een groep Franse slaven die van Guadeloupe naar het Engelse Dominica was gevlucht, keerde naar de slavernij thuis terug, want 'we werken liever voor een baas, die, als hij ons zou kwijtraken, ook zijn fortuin zou verliezen'.
    Dat realisme van de slaven verklaart waarom er na de vrijverklaring en de daaropvolgende feestelijkheden aanvankelijk zo weinig veranderde in de voormalige slavenkolonies. De meeste vrijgelaten slaven in de Nederlandse Cariben bleven doen wat ze als slaaf ook al hadden gedaan: werken voor hun levensonderhoud, zij het dat de ex-slaven voortaan geen loon in natura meer ontvingen maar geld. Een minderheid van de vrijgelatenen, de voormalige veldslaven in Suriname, was trouwens wettelijk verplicht om nog tien jaar lang tegen een vastgesteld loon veldwerk te verrichten. Wel konden ze ieder jaar van werkgever veranderen.
    De huis- en ambachtslaven in Suriname en ook alle slaven op de Nederlandse Antillen waren meteen vrij om te gaan en te staan waar ze wilden. Toch bleven ook zij meestal doen wat ze als slaaf ook al hadden gedaan.
    Het bedachtzame optreden van de ex-slaven tijdens de overgang van onvrije naar vrije arbeid heeft ervoor gezorgd dat hun inkomens niet abrupt daalden. Alleen in Haïti was dat anders. Daar vaagde de plotselinge dekolonisatie in combinatie met de abrupte overgang naar vrije arbeid in 1804 de exportinkomsten in één jaar geheel weg. Alle plantages waren verwoest, de buitenlandse eigenaren en investeerders waren vermoord of gevlucht en de openbare orde was veranderd in de nachtmerrie van jarenlange burgeroorlogen tussen de leiders van de slavenopstand onderling, terwijl de nieuwe, zwarte elite vooral bedacht bleek op eigenbelang.
     Al deze factoren zorgden ervoor dat nergens de vrijheid zo duur werd betaald als op Haïti. Achteraf gezien hebben de vrijgelatenen, die voor een geleidelijke overgang naar vrije arbeid kozen, in materieel opzicht gelijk gekregen. Zij bleven profiteren van een inkomen dat gemiddeld vele malen hoger was en is dan dat van hen wier voorouders slaaf in Afrika waren gebleven.

Het gaat ongetwijfeld allemaal het ene oor in en het andere oor uit.
    Dit was wel zo'n beetje de ruimte die de werkelijkheid kreeg in de reguliere media. Dan waren er ook nog wat dwarse website waar de politieke-correctheid geen greep op heeft (DagelijkseStandaard.nl, 05-07-2013, door Bart Jan Spruyt uitleg of detail
  Geen excuses voor slavernij

Het aftreden van de Belgische koning Albert en het nog spannender verdwijnen van president Morsi van Egypte heeft het al bijna weer uit ons geheugen gewist, maar deze week herdenken we in Nederland ook de afschaffing, 150 jaar gelden, van de slavernij.


De NOS schonk er tweeëneenhalfuur lang aandacht aan, en in vele kranten en weekbladen stonden herdenkingsartikelen en opiniestukken. In de strekking van hun bijdragen waren de meeste scribenten en programmamakers opvallend eensgezind. Nederland moet excuses aanbieden voor zijn rol in de slavernij, die een schandvlek op ons verleden vormt. Teleurstelling was er daarom alom toen minister Asscher het op een bijeenkomst in het Amsterdamse Oosterpark bij ‘diepe spijt en berouw’ hield en geen excuses maakte. Spijt en berouw zijn morele categorieën, excuus heeft een juridische connotatie die tot schadeclaims en financiële compensatie kan leiden.
    Zouden excuses en schadevergoedingen inderdaad op hun plaats zijn? Dat zou zeker het geval zijn wanneer de slavernij nu pas zou worden afgeschaft en we te maken zouden hebben met mensen die daar zelf direct onder hebben geleden. Maar we hebben het over een feit dat zich 150 jaar geleden voltrok, en inmiddels zijn we zes generaties verder. Kunnen we zeggen dat de nakomelingen van de slaven zoals die hier en nu onder ons leven, nog altijd zodanige nadelige gevolgen van dat verleden ondervinden dat herstelbetalingen op hun plaats zijn?
    Dat wordt vaak beweerd. Racisme en discriminatie, tienerzwangerschappen, echtelijke ontrouw en gebroken gezinnen, criminaliteit en slechte schoolprestaties, tot hoge bloeddruk aan toe, zouden onder Caraïbische Nederlanders allemaal het gevolg zijn van die zwarte bladzijde uit onze geschiedenis, de slavernij. Nuchter historisch onderzoek heeft echter uitgewezen dat hier niets van klopt.    ...
    Dat er in Nederland toch altijd weer morele discussies ontstaan over het aandeel van onze WIC in de transatlantische slavenhandel, komt, denk ik, omdat dit onderwerp onderdeel is geworden van een ‘weg-met-ons’-discours. Wij blanken deugen niet. Onze cultuur is een laagje vernis over een meedogenloos streven naar macht en geld. Zie de slavenhandel, zie de politionele acties. Dat we niet deugen had Presser al duidelijk gemaakt in zijn boek over de Ondergang van de Nederlandse Joden.    ...

Maar die "weg-met-ons"-industrie heeft een achterliggend motief: de Nederlandse cultuur moet weg om plaats te kunnen maken voor de cultuur van de immigranten. Niet geheel toevallig treffen we hier weer de oud-testamentische immigranten die ons land kent.
    Ook Spruyt noemt nog even die belangrijke feiten:
  Nu is slavernij, helaas, een verschijnsel van alle tijden en plaatsen. De Afrikanen die onze voorvaderen van Afrika naar Amerika vervoerden, waren door Afrikanen gevangen en te koop aangeboden. Dat is geen excuus, maar plaatst de kwestie toch in een wat ander licht. En wat nog veel belangrijker is, is dat wij met die cultuur van ons, ons dan toch hebben laten overtuigen door argumenten (ingebracht door zowel de Verlichting als het christendom) dat slavernij mensonwaardig is. En dat we het daarom hebben afgeschaft.

En aan dat laatste feit kan nog een belangrijke werkelijkheid worden toegevoegd (de Volkskrant, 05-07-2013, door Ben van Raaij):
  Interview | Strijdster tegen slavernij Sarah Mathewson

Onderworpen, van moeder op kind

Officieel is het verboden, maar in de Sahel geldt nog steeds een vorm van erfelijke slavernij. Honderdduizenden Afrikanen worden er als slaaf geboren. 'Ook rechters hebben slaven.'


'Slavernij is totale onderwerping. Je merkt het als je met de mensen praat: ze durven je niet aan te kijken of uit zichzelf iets te zeggen. Ze zijn gewend bevelen te krijgen en geloven dat hun situatie Gods wil is', zegt Sarah Mathewson van Anti-Slavery International, een Britse ngo die zich inzet voor de bestrijding van slavernij.
    Mathewson reist als coördinator veelvuldig door Afrika en spreekt met slaven en voormalige slaven. Ze weet dat je mensen kunt vrijmaken, maar ze daarmee nog niet hebt bevrijd. 'Ze hebben geen enkel zelfrespect en zijn volledig getraumatiseerd. De grote uitdaging is dan ook ze niet alleen vrij te maken, maar echt te emanciperen.'
    'Moderne slavernij' kent, 150 jaar na de deze week herdachte afschaffing door Nederland, talloze vormen; van schuldslavernij en gedwongen (kinder-) arbeid tot gedwongen huwelijken en vrouwenhandel. Eén vorm springt er echter uit omdat het onvoorstelbaar lijkt dat die anno 2013 nog steeds bestaat, namelijk de erfelijke slavernij, waarbij mensen geboren worden als slaaf of lid van een slavenkaste.
    Erfelijke slavernij komt als traditionele vorm van slavernij vooral voor in de Sahel, van Mauritanië tot Soedan, zegt Mathewson. En dan met name onder nomadische woestijnstammen als de Toearegs. Het gaat om forse aantallen. Schattingen spreken van 120 duizend mensen in Niger, 250 duizend in Mali en 600 duizend in Mauritanië, ofwel 10 tot 20 procent van de bevolking.    ...

Kijk, zo diep zit die slavernij. Bij de creolen, berbers, en Arabieren.


Naar Sociologische krachten , of site home .

22 jul.2013