Alfa's en bèta's, sociologisch: banen en solliciteren
Een van de terreinen waarop de alfa's en gamma's het effectiefst strijd kunnen
leveren tegen de bèta's is bij het sollicitatie proces - dit is een speciaal
geval van de algemene strijd die de hogere klassen, vrijwel universeel behept
met de alfa/gamma-houding, leveren tegen bedreigingen van buiten voor hun
posities van status, macht en geld, zoals in meer algemeen maatschappelijke zin
beschreven hier
.
In oudere tijden en wat kleinere organisaties regelde of
regelt dit min of meer zichzelf, doordat het aannemen van nieuwe mensen gedaan
werd/wordt door de bestaande baas zelf, die natuurlijk niet al te deskundige
evenknieën van zichzelf uitzocht/zoekt - het zoontje van een collega zijnde een
goed soort kandidaat.
In de moderne maatschappij, en het soort posities waar het
hier om draait, gaat het over grotere organisaties en bedrijven, waar de
selectie gedaan wordt door specialisten - mensen met een universitaire opleiding
in psychologie, of praktische psychologie als personeelszaken, tegenwoordig
human resource management geheten. Dit zijn dus ook allemaal alfa's of
gamma's. En deze moeten oordelen over de geschiktheid van kandidaten,op grond
van door henzelf vastgestelde, "professionele", criteria aangaande de
capaciteiten en de persoonlijkheid van de kandidaat.
Eerste even ter contrast de echte inhoudelijke criteria.
Daarvoor zijn er redelijk betrouwbare graadmeters: diploma's, werkervaring, en
indien van belang voor de functie: de IQ-test. Voor de hogere en leidinggevende
functies stelt men hier meestal minimumeisen waaraan de kandidaat moet voldoen,
en die (bijna) geheel schriftelijk afgehandeld kunnen worden.
Maar juist bij hogere en leidinggevende functies wil men ook
iets over de persoon van de kandidaat weten, en daar komt de psycholoog om de
hoek kijken. Daarvoor zijn dus twee stukken gereedschap nodig: een test, en een
normering. Voor de test zijn ruwweg drie mogelijkheden: vragenlijsten, het
gesprek, en het assessment. Bij het laatste moet de kandidaat, soms in
groepjes, opdrachten uitvoeren.
Eerst over de verhouding tussen gesprek en vragenlijst:
onderzoek naar de uiteindelijke carrières van aangenomen kandidaten (bron: niet
langer bekend) heeft uitgewezen dat de vragenlijst betrouwbaarder is dan het
gesprek. De reden daarvoor kan wel geraden worden: bij het gesprek spelen
momentane individuele intermenselijke gevoelens een dusdanige grote rol, dat de
systematische factoren die de relatie tussen baaneisen en kandidaat bepalen
ondergesneeuwd raken. Dit probleem wordt vermeden met de vragenlijst, die
bovendien aan de hand van eerder behaalde resultaten bijgesteld kan worden (dat
gebeurd zelden, overigens). Wat betreft het gesprek zou dit bezwaar deels
ondervangen kunnen worden, door ook daarvoor een protocol met vragen op te
stellen. Of dit gebeurt, is de redactie niet bekend.
Het assessment pretendeert een betere maatstaf te zijn
dan het gesprek (meestal worden ook nog vragenlijsten afgewerkt), vanwege de
langere contactperiode, maar ook hier blijft de inter-persoonlijke factor sterk
aanwezig, en dus een even sterk verstorende factor: als je elkaar meer ziet kan
dat tot gevolg hebben dat men elkaar meer begrijpt, en mede tot gevolg hebben
dat men meer een hekel aan elkaar krijgt. Van nabij kent de redactie een
voorbeeld van twee assessments van dezelfde persoon, die diametraal
verschillende uitkomsten opleverden. En die persoon was echt niet verandert -
een volstrekt voldoende bewijs dat de methode niet objectief is, en dus niet
deugt - een IQ-test zal nooit zulke dramatische verschillen geven.
Maar het probleem dat in alle drie vormen van psychologische
beoordeling schuilt, is dat van normering: wat is al dan niet gewenst, wat is al
dan niet positief? Want uiteindelijk moet er geschift worden, en sommige
kandidaten moeten boven en norm scoren en andere onder, anders is het geen echte
test. Daarbij komt de vraag welke persoonlijkheidstrekken de geschiktheid voor
een functie bepalen. Nu deze laatste vraag op die manier gesteld wordt, kan men
meteen inzien (volgens de bekende zegswijze dat het stellen van de juiste vraag,
de helft van het geven van het antwoord is) dat dit natuurlijk volkomen afhangt
van de functie: de eisen voor een vuurtorenwachter verschillen volkomen van die
voor een brandweerman.
Maar zelfs als de de testen persoonlijkheidstrek hetzelfde
is, kan de normering verschillen: qua omgangsbehoefte verschillen de eisen voor
een vuurtorenwachter weer volkomen van die van een barman - bij de test moet
daar rekening mee gehouden worden. Dat laatste is in de minder voor de hand
liggende al heel vaak niet het geval - laat staan dat voor verschillende
persoonlijkheidstrekken. Een van de hieronder genoemde voorbeelden is dat van
extraversie en introversie - de psychologie had tot voor kort een universeel
oordeel dat extraversie beter is dan introversie. Een volstrekt willekeurige
aanname, ongetwijfeld ingegeven door het feit dat alfa's en gamma's sneller
onder de extraverten zullen vallen, en bèta's onder de introverten.
Ook is het waarschijnlijk zelfs zo dat voor speciale beroepen
of beroepsgroepen heel verschillende tests nodig zijn - tests die zijn
toegespitsts om een onderscheid te kunnen maken op speciale kenmerken, terwijl
het onderscheid op andere, niet-relevante, kenmerken kan worden weggelaten. Dit
soort specifiek tests zijn er zelden of niet. En het is vrijwel een zekerheid
dat algemene tests slechter scoren naarmate de gezochte capaciteiten specifieker
zijn.
Maar voor we verder gaan met de
uitwerking hiervan, eerst een iets dat nog voor de test komt, en dat niet gewoon
een kwestie is van bias, maar in de meest sterke mate gericht is tegen de
bèta met zijn hoofd voor rekenen in plaats van taal
(de Volkskrant, 15-09-2007, door Gijs Herderscheê en Mariken Smit):
Nou, concreter kan het niet - er is
geen enkele sollicitatieprocedure die vraagt om een paar elementaire
hoofdrekensommen te doen, terwijl dat ongetwijfeld een veel betere voorspeller
is van het niveau van een persoon dan het kunnen spellen.
Nog een illustratie (Intermediair, 22-05-2009):
Kan de volstrekte waanzin hiervan nog
duidelijker gemaakt worden? Alsof alle genoemde zaken ook maar iets te maken
hebben met competentie - voor wat dan ook behalve de kunst van het
schoonschrijven.
Het gaat door de crisis van 2008-2009 erg goed met de zaken
van Joke van der Ven. reden voor een interview in actualiteitenrubriek
Netwerk
. Opvallendste gegeven: een gemiddelde sollicitatiebrief heeft een slagingskans
van 8 procent - voor brieven van Briefopbestelling.nl is dat 30 procent. En het
verschil in de capaciteiten van de verstuurders is natuurlijk nul procent. Een
statisticus laat hier multi-variabele analyse oplos, en komt tot de conclusie
dat er geen correlatie is tussen capaciteiten en aangenomen-worden.
Commentaar van de werknemers in de uitzending: "We vinden de
praktijken van Briefopbestelling.nl eigenlijk niet kunnen want nu zien we niet
goed meer wat een geschikte kandidaat is". Aperte onzin - wat het laat
zien is dat het oude brievensysteem niet goed laat zien wie een geschikte
kandidaat is.
Maar, wijst de werkelijkheid uit, is het dus heel moeilijk
uitleggen hoe fout die houding wel niet is, omdat hij zo universeel is - dat is
hetzelfde probleem als met de kleren van de keizer. Een zeldzame illustratie is
de uitleg in Wikipedia bij de denkfout genaamd "selectieve abstractie"
:
Het geval van "selectieve abstractie" behoort tot een rijtje denkfouten
opgesteld door de psycholoog Aaron Beck in het kader van de door hem ontwikkelde
Cognitieve therapie, en die de oorzaak kunnen zijn van psychologisch te
behandelen gedrag. Het idee dat je de waarde van een persoon voor een bedrijf
kunt beoordelen aan de hand van het aantal gemaakte spelfouten in een
sollicitatiebrief, is een vorm van socio-psychologische afwijking, die ernstige
behandeling behoeft.
Maar in feite is natuurlijk heel het idee van selecteren op grond van een
brief een vorm van waanzin - in zijn algemeenheid. Het enige wat je leert
uit zo'n brief is of de sollicitant een goede brievenschrijver is, dat wil
zeggen: het enige waarvoor de brief geschikt is als sollicitatiecriterium
zijn de beroepen van schrijver en brievenschrijver. En dan kan je in de
moderne wel een bedrogen uitkomen
(de Volkskrant, 15-09-2007, door Elsbeth Stoker):
Mevrouw Jongens heeft geen fout gemaakt met deze
brief, maar het feit dat ze afging op een brief. Mevrouw Jongens heeft een klein
bedrijf, en dus is ze in de gelegenheid om haar eigen personeel aan te nemen na
ze gezien en gesproken te hebben. Een oneindig veel betere graadmeter.
Een tijd later nog wat details (de Volkskrant, 13-10-2009, door Sara De Sloover):
Terwijl die mensen natuurlijk geen haar beter
waren gaan functioneren.
Hoe diep het verschijnsel zit blijkt hier
(de Volkskrant, 02-06-2008, van verslaggeefster Charlotte Huisman):
Nu is sinds de tijd van de computer het spellen
wat makkelijker geworden, maar dan komt meteen de volgende zeer moeilijk
neembare horde voor de bèta, en we citeren uit dezelfde bron:
Allemaal zaken waar de gemiddelde bèta evenveel (extra) moeite mee
heeft als met spellen.
Dat laatste is in feite een soort ruwe schriftelijke persoonlijkheidstest,
dus hiermee komen we automatisch weer terug op de waardering of normering
van die algemene persoonlijkheidstest, waarover veel valt op te merken.
Eerst even hoe het werkt (de Volkskrant, 08-06-2007, door Frank van Alphen):
Dit is een hooglijk positieve voorstelling van de
werkelijke gang van zaken. Die is dat als je als kandidaat eerlijk antwoorden
invult: namelijk dat je inderdaad niet op een vreemde afstapt, wat niemand doet
zoals blijkt uit gedrag in treincoupé's en dergelijke, dat je dan een sterke
onvoldoende scoort op "sociale vaardigheden". Dus niet de kandidaten die hoog
invullen zijn fout, maar de normering die hier een hoge score verlangt, is fout.
En dat geldt voor alle sociale-vaardigheidsvragen.
Het geldt zelfs ook voor de gesprekkenvariant: de kandidaat
die op een plotselinge vraag antwoord met een stilte om even na te denken, wordt
altijd negatief gescoord ten opzichte van een kandidaat die spontaan, een al dan
niet relevant antwoord uitkraait ("kandidaat is en spontane persoonlijkheid",
een sterk positieve kwalificatie).
Uit dezelfde bron komt ook nog een andere aberratie van het
sollicitatieproces naar voren:
Ook dit is een wat positief beeld. Kandidaten worden namelijk niet
aangenomen door bedrijven, maar door personen. En die personen willen, naarmate
ze hoger in de organisatie staan, grager de baas spelen over hun personeel. En
mensen met een eigen mening, onjuist of juist, zijn dus altijd in het nadeel ten
opzichte van mensen die dit minder hebben. Of in wat populairdere termen: de
gemiddelde baas neemt een hielenlikker aan - en hoe ambtelijker en formeler de
organisatie of bedrijf, hoe waarschijnlijker dit is (en het ligt in alle
gevallen boven tweederde). Dit geldt niet minder voor de leidinggevende functies
.
Deze aberraties in het normeringsproces werken niet alleen nadelig uit
voor specifieke kandidaten, ze werken ook nadelig uit voor specifieke
groepen. Dit blijkt direct uit de volgende bron (Psychologie Magazine, februari 2006, door Anne Pek)
Hier staat het dus in detail uitgewerkt: de
groep ten opzichte waarvan het sollicitatieproces negatief discrimineert zijn de
introverten:
Dat deze aanklachten volkomen terecht zijn blijkt ten
overduidelijkste uit het begin van de vorige bron, met het gestelde over vragen
als "Stapt u op vreemden af?" De redactie heeft eigen ervaring en die van
bekenden die deze gang van zaken en dit oordeel volkomen onderschrijven.
Maar naast deze algemene psychologische formulering, bevat
het artikel ook een clou voor de meer specifieke groepen die onder de
"introverten" vallen: genoemd worden IT'ers, maar natuurlijk geldt dit voor alle
bèta's. De vragen hebben dus niet alleen en negatieve bias ten opzichte
van introverten, maar ten opzichte van bèta's. En die bias zit in tests
die opgesteld worden door alfa's en gamma's.
Het is misschien niet waar dat hier een complot achter zit,
maar dat deze gang van zaken deels stoelt op een afkeer die alfa's en gamma's
van bèta's hebben, leidt weinig twijfel voor een ieder die wel eens discussies
tussen alfa's/gamma's en bèta's hebben gezien: er is een algemene klacht van
alfa's/gamma's over bèta's dat ze zo saai, rechtlijnig en arrogant zijn, en van
bèta's over alfa's'/gamma's dat ze emoties en ideeën voorrang geven boven de
werkelijkheid, draaien met de feiten, en liegen. Enige ervaring in de
universitaire wereld doet ook wonderen voor de bevestiging van deze perceptie.
Maar daar waar vrijblijvende discussies geen probleem zijn,
en wat vrolijk meningsverschil op de universiteit zelfs stimulerend kan werken,
is het op het vlak van de baanselectie, het sollicitatieproces, allemaal een
stuk minder onschuldig. Daar worden bèta's voor de hogere functies sterk
gediscrimineerd, ook al wijst de de objectieve kijk naar de relatieve
vaardigheden uit dat die van de bèta's, hoewel anders, zeker niet minder, en in
veel opzichten juist geschikter maakt. Wie heeft niet te maken gehad met een
baas met alle boven beschreven negatieve eigenschappen van het alfa-denken
heeft? Verschrikkelijke mensen, velen van hen. En wat is één van de kenmerken
van de meeste bazen/managers: ze nemen alleen min of meerder erge hielenlikkers
aan
. En waarin
onderscheiden bèta's zich sterk van alfa's: ze laten zich niet door secundaire
argumenten afleiden van inhoudelijk kant van de zaak, ook al beweert de baas, de
manager, het omgekeerde
. En dus staan bèta's ook in dit opzicht op een sterke achterstand die niets te
maken heeft met mindere vaardigheden (au contraire), maar met de vijandige
houding van de sociologische omgeving.
Voor degenen die zich ervan bewust zijn tot het introverte
deel der bevolking te horen, is hieruit een les te trekken, en dat is om bij
tests zo veel als het maar kan te huichelen. Vul bij alle
persoonlijkheidskenmerken het op een na meest sociaal gewenste in (met enige
zelf aan te brengen variatie, natuurlijk), onthoudt goed, en doe dit consistent.
Probeer in verbale situaties zo snel en spontaan mogelijk te antwoorden, met in
eerste instantie voorbijgaan aan de drang om het juiste te zeggen: snelheid is
belangrijker dan inhoud. En probeer bij dit alles een zo breed mogelijk glimlach
(figuurlijk) te handhaven. Verkracht de door psychologen vervalste tests - het
is mogelijk.
Nog een manier waarop dit karakterverschil negatief uitwerkt (Dagblad De Pers, 16-02-2009, door Annemieke van Dongen):
Meer dan 70 procent van de hoger opgeleide banen verloopt via netwerken. En
netwerken is een sociaal gebeuren, waarin de meer introverte bèta's slecht
in zijn (de Volkskrant, 13-04-2010, van verslaggeefster Ianthe Sahadat):
Keer het dus maar rustig om: inde
alfa/gamma-wereld zijn de sociale codes en etiquette meer belang en
vakbekwaamheid minder, en waar hier de de medische wereld genoemd wordt. En je
mag veilig aannemen dat het zo is dat naarmate het betreffende vakgebied meer
alfa/gamma is, sociale code en etiquette meer van belang zijn. En de
vakbekwaamheid minder. let in dit verband op 'Het sterkst was dit het geval in
de medische en juridische wereld' - beide werelden die regelmatig in het nieuws
zijn wegens ernstige blunders en de zeer terughoudende reactie op pogingen om
hierin wat verbetering aan te brengen.
Een volgende bron die in precies dezelfde richting wijst
(de Volkskrant, 03-08-2007, door Paulien Bakker):
Eerste opmerkelijke uitspraak: 'Intelligentie
blijkt toekomstig functioneren goed te voorspellen en uit het
persoonlijkheidsonderzoek kan worden afgeleid of men over de benodigde
eigenschappen beschikt.' Je zou zeggen dat het alleen om het eerste ging: goed
functioneren. Waar is dan het tweede voor? Die competenties? Dat zijn natuurlijk
al die zaken als" passen in het team", enzovoort, die uiteindelijk neerkomen op
of ze de kandidaat aardig vinden, dat wil zeggen: passen bij het soort mensen
als HR-personeel en (alfa/gamma-)managers. Geen bèta's dus.
Als de bèta's al zo ver komen, want men kijkt ook naar
taalvaardigheden. Nu zijn de conclusies van de bron toegesneden op de oneerlijke
behandeling van allochtonen gezien hun achterstand in talenkennis. Maar wie
hebben er nog meer een talentalent-achterstand? Juist ja, bèta's, want bèta's
zijn natuurlijk geen universele genieën: een sterkte op het ene vlak brengt
natuurlijk een zwakte met zich mee op het andere - sterk op beide vlakken is,
ook natuurlijk, een uitzondering.
Nog een factor (de Volkskrant, 08-06-2007, door Jorien de Lege):
Wat hier aangetoond wordt, is dat het
sollicitatie- of selectieproces niet functioneert, en wel omdat men de verkeerde
criteria hanteert: niet intellectuele en meetbare competenties geven de
doorslag, maar de emotionele en persoonlijke voorkeuren van hen die aannemen. En
bèta's, die zwijgers en stotteraars, vallen, net als vrouwen, onder die groepen
die niet goed in de markt liggen.
Uit het archief komt een bron die informatie geeft die in ieder geval de
discussie rond de geschikheidstest beslist
(de Volkskrant, 01-09-2007, door Jorien de Lege):
Deze redactie had dit al een aantal malen eerder
gehoord en/of gelezen. Het maakt al het huidige gedoe volkomen belachelijk.
Maar dit kan natuurlijk helemaal niet, volgens al diegenen
die andere belangen hebben. En dat is iedereen die geen bèta is. Dus gaat het
gedoe allemaal gewoon verder.
Bèta's worden dus veel minder makkelijk aangenomen voor hogere banen,
luidt de conclusie van het voorgaande. Om die conclusie te testen kunnen we
kijken naar een simpel meetbaar iets: het inkomen van alfa's en bèta's
(de Volkskrant, 22-10-2005, door Michael Persson):
Daarmee is de voorspelling van onze theorie
uitgekomen, en onze theorie dus in hoge mate bevestigd.
Vervolgens is ook deze bron weer een voorbeeld van een gamma
die een volkomen oppervlakkige en juiste uitspraak doet, ten voordele van
zijn eigen groep, en ten nadele van de bèta's - het marktargument dat
econoom Den Butter aanhaalt voor zijn conclusie werd namelijk razendsnel
weerlegd door enkele bèta's die wel kunnen nadenken - de meest eloquente (de Volkskrant, 27-10-2005, ingezonden brief van M.
Ruijgrok, Mathematisch instituut (Utrecht)):
Hier wordt in één klap bewezen dat Den Butter
argumenten onjuist zijn, dat zijn methodiek (het marktbeginsel) onjuist is, en
dat eigenlijk zijn hele wetenschappelijke methodiek dus op drijfzand berust.
Dit is slechts één van de vele gevallen waarin economen
volstrekte onzin verkondigen
- iets dat ook blijkt te gelden voor de top onder hen, zoals werkzaam bij het
eveneens genoemde CPB
.
Het door Den Butter aangehaalde verband is slechts een
voorbeeld van een meer algemene trend, namelijk dat blauwe-boordenwerkers minder
krijgen dan witte-boordenwerkers
, ook
terug te vinden in de reactie van Ruijgrok. Een enkele bron uit dit aspect
van de zaak (de Volkskrant, 13-12-2008, van verslaggever Frank van Alphen):
Haal "delfstoffen" maar hieruit weg - die
cijfers worden ernstig vertekend door de enorme salarissen die werknemers in de
zeer zware en gevaarlijke off-shore industrie verdienen. Dan is de trend
duidelijk: de witte-boorden sectoren verdienen meer dan de blauwe boorden, en
over het algemeen meer naarmate ze "witter" zijn. Met in de top de banken,
waarvan sinds de kredietcrisis van 2008-2009 algemeen bekend is dat beloning
aldaar niets met prestatie of productiviteit te maken heeft. Wat dus onder
andere blijkt uit die ontslagvergoedingen, die ven riant zijn bij ontslag wegens
al dan niet openlijk falen als bij vertrek naar elders wegens succes.
Dit zijn cijfers over hele beroepsgroepen, en in onze
verhandeling over alfa's en bèta's bij het solliciteren naar banen gaat het
voornamelijk om hogere en leidinggevende banen. Op dat niveau komt de houding
tegenover alfa's en bèta's heel goed overeen met die tussen
blauwe-boordenwerkers en witte-boordenwerkers: de bèta's worden geacht iets op
te leveren, voor de alfa's geldt dat minder of niet - men weet waarschijnlijk
toch dat dat hopeloos is, aangezien weinig tot niets tastbaars opleveren.
Een zeer pregnant voorbeeld van het verschil in behandeling tussen witte
en blauwe-boorders (de Volkskrant, 18-09-2009, van verslaggever Robert Giebels):
Het behoeft absoluut geen verbeelding dat als de
zaak andersom zou liggen, er totaal niets zou zijn gebeurd. Bonussen zijn
tenslotte het voorrecht van de witte-boordenwerkers, en ondersteunend personeel,
wat de daadwerkelijke kleur van hun boordje dan ook is, zijn bedrijfscultureel
overduidelijke blauwe-boordenwerkers. En dat er ICT'ers bij zijn, beslist de
zaak helemaal: techneuten zijn blauwe-boorders, in principe zonder bonusrechten
- dat ze ze wél hadden is al een wonder.
Een hele beroepsgroep geeft toe dat ze systematisch discrimineert op een
wel heel navrante wijze (de Volkskrant, 27-06-2011, van verslaggever Menno van Dongen):
Kennelijk is de juristerij nog niet multicultureel,
pro-moslim, kosmopolitisch, en anti-Nederlands genoeg
. Alleen zijn de allochtonen niet zo happig:
Dat laatste is natuurlijk een leugen: dit beeld is redelijk accuraat. Een
beeld van een sociale omgeving die ongeschikt is voor de volgelingen van Allah.
Maar nu dat nieuwe begrip:
Dat begrip dus zijnde dat van de excuus-autochtoon.
Hier gaat het om dat laatste. Het wijst erop dat de
advocatenkantoren dus decennialang bepaalde autochtone groepen, kinderen uit
de lagere klassen, uit hun kringen hebben gehouden (de Volkskrant, 27-06-2011, van verslaggever Menno van Dongen):
Dat ze nu allochtonen wel willen toelaten, laat
zien wat voor tuig het is.
Die voorkeursbehandeling die de alfa/gamma-werknemer start al
in het begin van de carrière. Voor de verkiezing tot "young professional of
the year" heeft een grote aantal, voornamelijk top-, bedrijven jonge
werknemers voorgedragen de ze als voorbeeld zien (de vierde kolom is een
toevoeging van de redactie) (de Volkskrant, 20-12-2008.
Vier van de veelbelovende jonge professionals
werken in de industrie, waarvan twee in een technische baan, en er is één
researcher in de technische hoek. Dat houdt 19 stuks over die diverse vormen van
"hypotheekverkopers" zijn - of de verkopers van de producten ontwikkeld door de
bèta's.
Deze young professionals staan aan het begin van de
carrière in bedrijfsleven of andere organisatie, en daar hevven ze al een sterke
plus. Maar de rest van de loopbaanladder zijn de alfa/gamma's minstens even
sterk in net voordeel. Want wat zijn de belangrijkste praktische eigenschappen
om snel vooruit te komen in een grotere organisatie: goed kunnen lullen, en
vooral goed meelullen met de baas. Of het waar of effectief is wat je zegt of
waar je je voor inzet is totaal onbelangrijk. En degenen die deze mentaliteit
hebben noemt men dan ook young potentials - de "jonge honden". Om aan
te geven dat dat de "juiste" mentaliteit is.
Eén van de manieren om dit regime te handhaven, is dat van de
"managementtaal": het gebruik van totaal van de werkpraktijk losstaande
terminologie, liefst natuurlijk in volstrekt overbodig Engels als in "targets".
Dit plaatst iedereen die gewoon zijn werk goed wil doen meteen in de achterhoede
- al was het maar dat goed werk aanvankelijk meestal iets meer kost en iets
langer duurt dan haastwerk, maar dat laatste is natuurlijk beter voor de "targets".
De kosten van de schade die het haastwerk oplevert zijn een zorg voor de
volgende young potential. Zodat het niet verwonderlijk dat in Amsterdam
en Keulen hele straten in de grond zakken vanwege de aanleg van een metro. Meer
over de taalkundige methodiek van dit systeem hier
.
Op dit punt aanbeland lijkt het dat we met enige stelligheid
kunnen zeggen dat we genoeg bewijs hebben aangedragen voor het bestaan van een
campagne door alfa's/gamma's, van psychologen tot economen, tegen bèta's, dat de
bewijslast van het tegendeel bij hen ligt.
Er zijn ondertussen weer vele signalen van de walgelijke werkingen van
deze markt langsgekomen, maar de volgende trok de aandacht omdat het bericht
een hele krantenpagina vulde (de Volkskrant, 17-01-2012, door Sanne Riepema):
Een keiharde leugen, die voorlaatste zin - zoals
we boven gezien hebben. En dan kan je de rest, samen met de boodschap in de kop,
wel invullen:
Oftewel: het is een keiharde extraversie-test: "Hoeveel keer per week ga je naar
het café?", en dat soort (ook aan de redactie) gestelde vragen.
Bijscholing in extraversie, dus. Oftewel: waar deze dames over schrijven is
geschikt voor slechts één branche of één soort werk: de verkoper.
Nog wat walgelijk details:
Oftewel: een klasje groepstherapie zoals gegeven aan studneten klinische
psychologie.
En iedereen weet wat het veld van capaciteiten van beroemdheden is: "zang- en
dans", en goed kunnen lullen.
Nergens komt hier gewoon werk in voor- het gaat alleen over sociale
vaardigheden. Het is gewoon ridicuul. Belachelijk. Maar slechts een wat extreem
voorbeeld van de trend die nog steeds heerst. En erger wordt: de alfa treitert
de bèta, de werker, uit de arbeidsmarkt.
Een specifiek voorbeeld van deze terreur (let op: dit is bijna een jaar
na het vorige artikel, en een rgelerecht bevestigng van de door deze
redactie getrokken conlcusies) (de Volkskrant, 15-12-2012, door Persis Bekkering
Er is niet alleen de inbraak in de Kunsthal,
maar een hele sleep aan soortgelijke gevallen waarin bewakers zich in slaap
lieten sussen door op hun menselijke inlevingsvermogen gerichte
afleidingsmanoeuvres. Iedereen met enig gezond verstand weet wat een goede
bewaker is: iemand met een achterdochtige persoonlijkheid, en weinig interessen
in het zieleheil van zijn publiek, en dus ook met interesse in het zieleheil van
mensen in het algemeen. Want de persoon die "interesse in het zielheil van een
ander" naar believen aan en uit kan schakelen zijn op de hele wereld alleen met
een hele sterke lamp te vinden.
Maar ook gezond verstand is zeldzaam, in bepaalde kringen:
En wat voor soort mensen moet je aanmeen om "saai" werk te doen: extraverten.
Volgens de sociaal-psycholoog.
Nu is dit jaar de topper in de sociale psychologie Diederik
Stapel ontmaskerd als een fraudeur, en in het rapport over de affaire bleek het
hele vak uiterst onbetrouwbaar. Dit is daarvan een uitstekend voorbeeld. Want
hoe of wat ze ook gedaan heeft, de conclusie klopt op geen enkele manier met de
werkelijkheid van het beroep van bewaker. Extraversie een een belangrijke
eigenschap voor horecapersoneel, acteurs en dergelijke. En zaalbediendes wier
functie het is de toeschouwers te begeleiden en assisteren. Maar niet voor
bewakers.
Hoe komt dit soort fraude nu tot stand? Wij krijgen een
inzicht:
Goed kunnen functioneren in een team heeft niets maar dan ook niets temaken met
de capaciteiten gewenst voor een bewaker, al eerder genoemd. Goed functioneren
in een team is iets voor teammensen. Een bewaker loopt in zijn eentje rond. Het
tegenovergestelde van met zijn allen in een team in de typekamer. Het
tegenevovergetslede het gestelde lijkt eerder waar.
De journalist waagt er een vraag aan:
Een bewaker is er niet voor de service - daarvoor is een zaalbediende.
Oftewel: iemand met de eigenschappen van een bewaker geeft het museum de
uitstraling van een gevangenis.
Oftewel: iemand met de eigenschappen van een bewaker is agressief.
Waarna we dus weten wat voort soort levenshouding de
onderzoeker heeft - want dit zijn geen resultaten van onderzoek maar meningen
conclusies van de onderzoeker. Extraverte mensen ervaart zij als intrinsiek
aangenaam, en mensen die niet zo zijn, bijvoorbeeld introverten, als "wekkende
de sfeer van een gevangenis" en "agressief".
En tenslotte, als een goede fraudeur type Joris Goedbloed
betaamt, plak je natuurlijk een paar grote zegels met "Betrouwbaar!!!"op je
product:
Iedere financiële fraudeur doet het. Op zijn kleurig en zeer extravert
vormgegeven prospectus vertelt hij uitvoerig wat hij allemaal gaat doen om
ervoor te zorgen voor het beloofde rendement. Het beloofde rendement van 10
procent. Uit welke hoogte van rendement je onmiddellijk kan afleiden dat je te
maken hebt met een fraudeur, uitsluitend en alleen door gebruik te maken van je
gezonde verstand. Want dat gezonde verstand zegt: als iemand een methode weet om
10 procent rendement te maken op beleggingen, dat wil zeggen, meer dan 5 procent
boven het gemiddelde van de markt, dan zou hij zelf alles erin beleggen,
desnoods geld lenen voor de gebruikelijke vijf procent, en binnen korte tijd
schathemeltje rijk zijn.
Op dezelfde manier zegt het gezonde verstand dat al die
dingen die deze onderzoeker aanvoert aangaande de eigenschappen van een bewaker,
volkomen in strijd zijn met de fundamentele karaktereigenschappen van een goede
bewaker. Een goede bewaker is geen, geen, geen, goede dienstverlener. En een
goede dienstverlener is geen goede bewaker. Over het algemeen
Maar er is nog een andere mogelijkheid. Dat deze onderzoeker
dat ook wel weet - misschien onbewust. Maar dat de opdrachtgever gewoon wat
anders wenst. Want de werkelijkheid gebiedt dus het in dienst nemen van zowel
een dienstverlener als een bewaker. En dat is duur. Enzovoort.
Maar die laatste mogelijkheid is toch wat minder
waarschijnlijk. En nu gaat deze redactie aan soortgelijke sociale-psychologie
doen. Zie namelijk het portretfotootje geplaatst bij het artikel - van de
onderzoeker. En zeg nu zelf: is dat een welbewuste fraudeur? Niet
waarschijnlijk.
Nee, dit is gewoon een sociaal-psychologische
beroepsafwijking: de alfa/gamma kiest voor alfa/gamma-eigenschappen.
Nogmaals een bewijs, dus: selectie moet je absoluut niet
overlaten aan alfa's/gamma's: je eindigt met een zaal vol dienstverleners, en
een leeg gestolen museum.
Nog een voorbeeld, ondanks nu al vele bewijzen
van het tegendeel, hoe hardnekkig het verschijnsel is (en in verband met wat
illustratief woordgebruik) (de Volkskrant, 09-04-2013, ingezonden brief van Jelle-Jochem Duits,
studeert Overheidsmanagement in Leuven
Drie keer raden: om welke eigenschappen zou dat
gaan? Het gaat niet om de inhoud. Hier is meteen het antwoord:
De waarachtige Fyra-student dus: het heeft een vlot uiterlijk en een kek-praatje,
maar zodra het op de inhoud aankomt, rijden of iets kunnen, is het puinzooi.
Hier wat voorbeelden van Fyra-studenten (Volkskrant Magazine, 04-05-2013, door Wilke Wittebrood):
Pret- en hobbystudies.
En ook de andere kant van de vergelijking komt in
2013 weer eens langs (Intermediair.nl, 08-05-2013, door Cetera
):
Heel simpel dus: het werk van technici moet het
werk van de alfa's in de leiding betalen. Dus technici zullen altijd kort worden
gehouden, en de eerste de beste nieuwe manager krijgt meteen de jackpot mee naar
huis. Betaald door het werk van de technicus.
Wat de alfa natuurlijk absoluut weigert te zien:
Nee, is dus iets aan de hand met die veelgenoemde economische wet. Die misschien
geldt voor pakjes boter, maar in ieder geval niet voor salarissen (behalve
natuurlijk voor ongeschoolde arbeid - die kan je op die manier nog veel beter
uitbuiten). Maar als sla
je ze ermee in hun gezicht, dan willen ze het nog niet zien.
En natuurlijk bemoeit meneer "diensteneconomie" er zich ook
mee:
En die 'communicatieve vaardigheden' zijn in de praktijk maar effectief voor één
ding: goede vriendjes zijn met de leiding, bestaande uit ander mensen met "goede
communicatieve vaardigheden". De alfa's in de leiding kunnen niets, en doen niets.
Afgerond. Het zijn parasieten. En hun praatjes zijn lulkoekbingo
. Parasietenpraatjes.
Voor de gein nog wat van die ultra-productieve
alfa-mensjes (de Volkskrant, 25-06-2013, van verslaggeefster Anneke Stoffelen):
Dat was één. En (de Volkskrant, 25-06-2013, door Nanda Troost):
... dat was twee.
En ... (de Volkskrant, 23-08-2013, van verslaggeefster Lisette van Engelen):
... dat was drie.
En er zijn hele opleidingsinstituten gewijd aan het kweken van dit soort mensen
(de Volkskrant, 30-01-2014, van verslaggeefster Charlotte Huisman):
Geen economisch nuttig beroep te bekennen in de
verre omtrek.
Waarop er een ruime gelegenheid
is voor allerlei cynisch en sarcastisch commentaar. Wat iedereen die dat wil
zelf kan verzinnen. Het is dieptriest dat het zo ver heeft moeten komen. Wat
een verspilling. Wat een bewijs van wijdverspreide oliedomheid.
Maar, de voortdurende crisis doet sommigen toch eieren voor hun geld
kiezen (de Volkskrant, 03-09-2013, van een verslaggever):
Tjonge jonge jonge, wat een berg studenten. Wel liefst 600. Dat is echt veel
hoor ... Kijk maar (de Volkskrant, 02-09-2013, van verslaggever Bart Dirks):
Echt hartstikke veel, die 600 techniekstudenten
...
En kijk maar naar wat er nog meer nodig is
(de Volkskrant, 06-09-2014, van verslaggeefster Kaya Bouma):
Gelukkig heeft Nederland genoeg media- en
vrijetijdsdeskundigen om de gaten op te vullen ...
Tot slot van de verzameling: de hogere betaling en andere bevoordeling van de
alfa's maakt alfa-banen natuurlijk populairder - hetgeen velen ertoe heeft
gebracht Nederland te bestempelen tot een diensteneconomie, de economie van
hypotheekverkopers en aanverwante
, wat voor een
flink deel ook zo is. Een economie die op den duur natuurlijk niet levensvatbaar
is, want uiteindelijk leeft de mens van producten en niet van diensten, en op
den duur zijn diensten geen middel om de zonder productie-economie noodzakelijke
gigantische import te betalen. En diensten kunnen de producerende landen op den
duur zelf ook wel aan voldoen.
De voorkeursbehandeling van alfa/gamma's is, indien volgehouden, de economische
en later ook maatschappelijke ondergang van Nederland
.
Overigens: in talloze landen is het in vele opzichten erger - zelfs westerse.
Voor wie daarvan een humoristische beschrijving wil, zie hier
.
Bij wijze van addendum: er duikt ineens een bijzonder raar fenomeen
boven de vloeistofspiegel van de alfa-beerput (de Volkskrant,
19-01-2016, rubriek De kwestie, door Peter de Waard):
Volkomen typisch en kenmerkend voor alfa's: "knollen voor citroenen verkopen".
Liegen. LIEGEN. Alfa's liegen. Bèta's krijgen daar hoofdpijn
van. Alfa's zijn alleen gschikt voor bezigheden waar kunnen liegen belangrijk
is: als schrijver of andere vormen van kunsten. Wat uit het voorgaande volgt:
Wat natuurlijk staat voor een continue schaal: hoe meer bèta, hoe beter de
werknemer. Dat het in de praktijk vaak anders uitwerkt, komt omdat de alfa's, de
managers, de baas zijn, en de inspanningen van bèta's niet waarderen, negeren,
en vaak keihard tegenwerken. Zoals bijvoorbeeld als ze het liegen van de alfa's
onthullen en klokkenluider worden.
En de achteruitgang gaat nog steeds
door (de Volkskrant, 22-06-2016, van verslaggeefster Nanda Troost):
Er gaan er dus wel
iets meer techniek doen op school, maar nog ruim niet genoeg.
Ondertussen weer veel prietpraat in de politiek over onderwijs. Hier weer de
keiharde werkelijkheid (de Volkskrant, 24-10-2016, door Prof. A. J.
Berkhout, is medeoprichter van het Centre for Global Social-Economic
Change):
Jet Bussemaker ... Eén van de eindeloze stroom alfa's die
alles doen wat in hun macht ligt om Nederland naar de afgrond te sturen. Van
het slopen van het onderwijs tot het met gejuich binnenhalen van de islam
.
Vijf jaar zijn verstreken, en er is niets gebeurd op dit terrein.
Wou deze redactie schrijven. Meteen daarop bedenkende:
Was dat maar waar. Vijf jaar zijn verstreken, en de
situatie op dit terrein is op desastreuze wijze verslechterd.
Een desastreuze verslechtering die samengevat kan worden in twee woorden,
die elkaars synoniemen zijn: Diversiteit en
inclusiviteit. Deze twee woorden staan voor hetzelfde:
Huidskleur en geslacht gaan voor competentie. Ja, u
leest het goed: huidskleur en geslacht gaan voor competentie.
Of in de door deze redactie geformuleerde meer populistische versie die
meteen ook de waanzin aantoont:
Bedenk zelf maar varianten met de vrouwen-versie.
Met als één van de dragende krachten van deze beweging de Volkskrant,
die op haar webredactie allochtonen van één of andere soort heeft aangenomen
met als resultaat dat de meest opzichtige taalfouten daar gewoon zijn
geworden. Totaal niet in bezit zijnde van het
natuurlijke taalgevoel dat iemand met de taal opgevoed heeft.
Niveau "die meisje". En dan verschijnt in zo'n
publicatie, geheel onbedoeld natuurlijk, een artikel dat alle voorgaande
kritiek bevestigt (de Volkskrant, 16-05-2022, door Ashwant Nandram):
Dit is dus een vaste rubriek in de Volkskrant, en het feit dat
het twee vrouwen betreft heeft ongetwijfeld geholpen bij het halen van de
krant. Ondanks het feit dat ze een onVolkskrants
standpunt hebben. En ...
... met een zeer onVolkskrantse methodiek. Games
... Dat is iets dat lijkt op bèta ...
En wat ze willen vervangen ...
... is de alfa-methodiek. Schrijven.
Lezen. Wat kan je met schrijven en lezen?
Antwoord: schrijven en lezen. Wat kan je goed als je
goed kan schrijven en lezen? Antwoord: goed schrijven
en lezen. Wat zegt dat over je geschtikheid voor
andere zaken dan die gaan over schrijven en lezen?
Antwoord: nul komma helemaal niets. En dat hebben deze
twee vrouwen "ontdekt". Tjonge ...
Knap, hè ... Waarna het verder gaat over het gebruik
van games, bijvoorbeeld van deze soort:
Dat laatste is dan weer niet nieuw, want dat werd al gedaan in de vorm
van "het rollenspel", tijdens een "assessment". Dat
eerste wel. En wat is de factor die getest wordt?
Antwoord: cognitieve flexibiliteit. Elders staat het
nog duidelijker:
Juist! Met alweer die term 'cognitief'.
Waarom die term 'cognitief', terwijl daar en duidelijker alternatief voor
bestaat? Antwoord: omdat dat alternatief behoort tot
de verboden begrippen. In de Volkskrant.
Een begrip bijna net zo verboden als culturele en etnische
niveauverschillen. Inderdaad: het begrip
"intelligentie". Oftewel, wat daar in dat laatste
citaat eigenlijk staat is dit:
Geen wonder dat ze dit niet duidelijk willen opschrijven.
Ook deze verzameling kan, qua inhoudelijk punt, gesloten worden.
Het verzet van de alfa's zal duren tot in de eeuwigheid.
Voor de lol
toch nog maar iets erbij, komende van de satirische rubriek van de
Volkskrant, De Speld. Normaliter politiek-correcte propaganda en hetze,
oftewel puur alfa, maar zoals op alles op deze wereld, is er hier die
uitzondering. Het is niets eigenlijk niets bijzonders, want gewoon "Dass
Wettrudern"
in een nieuwe jasje (de Volkskrant, 28-05-2022,
rubriek De Speld, door Jos Maalderink, Michel Doodeman):
Waarna de bèta de zaak als afgedaan ziet, want reeds volkomen duidelijk,
maar de alfa natuurlijk zijn 500 zinnen nodig heeft om te zeggen wat ook in
één zin gezegd kan worden:
Ach ja ...
Naar Alfa's en bèta's, sociologisch
, of site home
.
|