Psychologische krachten en begrippen: de drie lagen

Onderstaand een bespreking van het boek dat het begrip van de drie lagen  onder de aandacht van het Nederlandse wat algemenere publiek heeft gebracht, en het verband met meer dagelijkse gebeurtenissen heeft gelegd - de basale fysiologische feiten erachter waren destijds al middelbare-schoolkennis (de Volkskrant, 27-01-1990, door Douwe Draaisma):
  Prikkelend boek van psycholoog Piet Vroon over te snelle evolutie van de hersenen

Mens, paard en krokodil onder één schedeldak

Tussentitel: Evenwicht ontbreekt tussen agressie en natuurlijke rem

...    De menselijke hersenen zijn het kostbaarste dat de evolutie tot dusver heeft voortgebracht. Deze tweeëneenhalve pond roerloos zenuwweefsel bestuurt al onze bewegingen. Ergens in de duistere windingen van deze Onbewogen Beweger huist ons vermogen ons een zonovergoten strand voor te stellen of ons muziek te herinneren. Het instrument dat ons in staat stelt na te denken over de oneindigheid van het firmament, neemt niet meer ruimte in dan twee forse vuisten die naast elkaar worden gehouden.
    Uitgezet op een andere schaal hebben de hersenen een majestueuze omvang. Volgens schattingen tellen de hersenen ongeveer honderd miljard cellen, evenveel als het aantal sterren in de Melkweg. Deze microkosmos is het produkt van een ware Big Bang: tijdens de embryonale periode groeien de hersenen met een kwart miljoen cellen per minuut. In de volwassenheid schrompelt dit universum weer ineen, zij het langzaam, want we verliezen per dag "maar" een slordige tienduizend hersencellen, evenveel als er in de embryonale fase elke twee tellen werden gevormd.
    Over wat de fysioloog Dubois-Reymond in de vorige eeuw "de moleculaire astronomie van het brein" noemde is nog maar weinig bekend. Zeker is dat de hersenen als biologisch produkt een lange geschiedenis hebben. Wie vijfhonderd miljoen jaar evolutie versneld zou afdraaien in een documentaire van vijftig minuten, ziet tijdens het eerste half uur hoe bovenaan het ruggemerg langzaam een verdikking zichtbaar wordt, een soort knop die zich uitvouwt. Deze structuur bestaat uit de hersenstam en de "kleine hersenen" en lijkt op het brein zoals reptielen dat nu nog bezitten.
     Zo'n twintig minuten voor het einde ontstaat een structuur die boven de hersenstam komt te liggen, het limbische systeem. Ook dit deel van het brein neemt maar langzaam in omvang toe.
Het komt globaal overeen met de hersenen van zoogdieren.
    Maar dan, een halve seconde voordat de film afbreekt, op een punt dat overeenkomt met honderdduizendjaar geleden, valt er nog net iets spectaculairs te zien. Boven het limbische systeem begint het weefsel plotseling te zwellen. Binnen enkele tienden van seconden ontstaat een ronde, geplooide structuur. Het laatste beeldje lijkt op een pan overkokende melk: de neocortex die schuimend en kolkend over de rand stroomt.
    Gaat hier misschien iets mis?

Het nieuwste boek van Piet Vroon, Tranen van de krokodil, is een poging aannemelijk te maken dat inderdaad het een en ander mis gaat. Onze hersenen zijn te snel geëvolueerd en vertonen daardoor defecten.
    Vroon is hoogleraar theoretische psychologie in Utrecht. Onder psychologen is hij bekend door zijn onderzoek naar tijdzin en intelligentie en door zijn publikaties over onder meer placebo's. Een breder publiek kent hem door zijn column in de wetenschapsbijlage van de Volkskrant en zijn in frequentie nog steeds toenemende verschijningen in televisieprogramma's.
    De evolutionaire defecten van de hersenen schuilen volgens Vroon vooral in de onderlinge afstemming van de verschillende hersendelen. In navolging van Koestler voert hij twee klokkenmakers ten tonele. Zij moeten uit duizenden onderdelen een uurwerk bouwen.
De ene klokkenmaker zet de klok onderdeel voor onderdeel in elkaar. Bij iedere verstoring valt alles uit elkaar en moet hij helemaal opnieuw beginnen. De andere klokkenmaker verdeelt de klok in een aantal delen en monteert die afzonderlijk. Als hij wordt gestoord, raakt maar een deel van de klok in het ongerede.
    Volgens Vroon werkt de evolutie op de wijze van de slimme klokkenmaker. De natuur maakt bij aanpassingen zoveel mogelijk gebruik van bestaande system en. Opnieuw beginnen - alles demonteren en een nieuw ontwerp maken - is er niet bij; liever voegt de natuur een nieuw onderdeel toe aan wat er al is.
    Maar deze efficiëntie heeft haar prijs. De stapeling van onderdelen maakt het geheel in zekere zin steeds labieler. Door de gebrekkige coördinatie van autonoom functionerende onderdelen bestaat het gevaar dat de onderdelen elkaar van tijd tot tijd tegenwerken.
    Enigszins schematisch zou men in de hersenen een driedeling kunnen maken. Het oudste deel (hersenstam, hypothalamus 'en "kleine hersenen") is een reptielenbrein en staat in het teken van primitieve instincten en de regeling van lichaamsfuncties. Ook de lichamelijke expressie van emoties - de tranen, niet het verdriet - wordt vanuit dit deel bestuurd.
    Het limbische systeem, het zoogdierenbrein, is betrokken bij emoties en de waakzaamheid. Het nieuwste deel, de neocortex, stelt ons in staat gedifferentieerd waar te nemen en symbolische informatie te verwerken. Taal en geheugen berusten goeddeels op de activiteit van de neocortex. Als voelend en denkend wezen zijn we een knecht van drie heren.
    Met deze theorie is de naam van de neurofysioloog Paul MacLean verbonden. "We moeten bedenken", schreef hij, "dat de psychiater die een patiënt vraagt op de divan te gaan liggen, van hem verlangt deze te delen met een paard en een krokodil." We dragen dus een dr Doolittle-achtige menagerie onder ons schedeldak en Vroon probeert te achterhalen wat voor consequenties dat heeft voor de manier waarop wij tegen onszelf aankijken, ons gedrag interpreteren en psychologie bedrijven. Wat betekent het voor een mens dat de krokodil in hem huilt, het paard verdriet heeft en de mens intussen onverstoorbaar oreert over de fijnere nuances tussen weemoed en melancholie?
    Allereerst nodigt Vroon ons uit het idee op te geven dat de geest een eenheid is. De driedeling in ons brein brengt allerhande splitsingen met zich mee: tussen woorden en daden, tussen woorden en gevoelens, tussen bewuste en onbewuste processen. De wereld van de taal gehoorzaamt aan andere wetten dan die van de emoties.
     Dezelfde persoon die op een feestje een scherpzinnig vertoog afsteekt over de morele verwerpelijkheid van jaloezie, kan zelf een darmenverwringende jaloezie voelen, als zijn partner met een ander begint te flirten. Beide, gevoel en oordeel, kunnen authentiek zijn, maar liggen niet in elkaars verlengde en dat kan leiden tot handelingen die onbegrijpelijk zijn voor degene die uitsluitend afgaat op wat iemand over emoties te vertellen heeft.
     Met dat drie stel hersens zijn ook verschillende "geheugens" en zintuigprocessen verbonden. De reuk is een evolutionair oud zintuig. Waar oog en oor via een lange weg hun informatie in eerste instantie doorgeven aan de cortex, wordt een deel van de reuksignalen rechtstreeks naar het "oude" limbische systeem geleid.
    Het menselijk geheugen voor geur is omvangrijk, maar staat buiten de taal. Voor de tienduizenden geuren die we kunnen onderscheiden, hebben we slechts een handvol namen, die dan ook nog vooral betrekking hebben op hun herkomst ("benzinegeur"). Bovendien is het volledig passief: we herkennen allerlei geuren (,,O ja, zo rook het hier altijd"), maar kunnen die niet in onze verbeelding oproepen. Wie zich de Parijse metro voor de geest haalt, "ziet" van alles en "ruikt" niets.
    Die directe verbinding tussen de reukzin en het limbische systeem zou kunnen verklaren waarom in sexualibus geuren vaak meer effect hebben dan andere zintuiglijke prikkels. Basale emoties die verbonden zijn met de voortplanting, worden gestuurd vanuit de evolutionair oude structuren van 008 brein, de delen die gewoon zijn zonder omhaal van woorden ter zake te komen. Geurstoffen spelen hierin een sleutelrol. Parfums waarin seksuele geurstoffen zijn verwerkt, leiden tot een verhoging van de seksuele activiteit.
    Ook dit mechanisme staat buiten de taal. Als mensen zich al bewust zijn van de invloed van geuren, zijn ze niet in staat te articuleren wat het is in die geur dat hen zo aantrekt. De biochemie van de seksualiteit kent broeierige wetten, die stuk voor stuk in het verborgene werken. Wat zich in de diepte van het brein afspeelt, is niet te bereiken door de woorden van de hogere gedeelten.
    Voor de centrale stelling van Tranen van de krokodil - dat de geest geen eenheid is, maar eerder een losse federatie van republieken - is ook steun te vinden in het recent verschenen Hersenen en gedrag. Deze uitgave - op folioformaat en overvloedig geïllustreerd in de traditie van de Time/Life-boeken bevat 32 korte, populair-wetenschappelijke stukken over medische-, psychologische en filosofische aspecten van de hersenwetenschap, met verbindende teksten van de redacteuren Christen en Klivington.   ...
    De theorie over de psychologie komt erop neer dat er drie belangrijke stromingen zijn: het behaviorisme, de psychoanalyse en de cognitieve psychologie. Deze richten zich elk op verschijnselen die globaal met een van de "drie hersenen" zijn verbonden. Het behaviorisme kan het beste uit de voeten met het reptiel in ons, met de reflexen, de rituelen, de vaste gedragspatronen. De psychoanalyse heeft belangstelling voor de emotionele aspecten van ons denken en handelen, het gedrag dat vanuit de ongerichte driften van het limbische systeem voortkomt. De cognitieve psychologie zou de wetenschap van de neocortex zijn: de studie van de verwerking van symbolische informatie.
    Teruggrijpend op eerder werk betoogt Vroon dat met deze driedeling ook drie technische metaforen zijn verbonden. Voor de behavioristen zijn de hersenen een schakelapparaat, het organische equivalent van een telefooncentrale. Voor de psychoanalyse zijn we een soort stoommachine waarin psychische energie zodanig onder druk komt te staan dat voor de driften een uitlaatklep moet worden gevonden. Voor de cognitieve psychologie is de geest een computer die zijn programma draait op de "wetware" van de neocortex. Met de driedeling in het brein correspondeert zo een driedeling in de methodologie en uiteindelijk in algemene wetenschappelijke oriëntaties.
    In het slothoofdstuk geeft Vroon enkele maatschappelijke uitwerkingen van zijn "drie-hersenentheorie". Een voorbeeld is het bewapeningsvraagstuk. Bij dieren is er een zekere balans tussen hun agressie en de fysieke mogelijkheden soortgenoten ernstig te verwonden.
De beet van een ratelslang is dodelijk, maar een ratelslang bijt nooit een soortgenoot; duiven daarentegen zijn zeer agressieve dieren, maar hebben geen dodelijke wapens (grappig dat ons vredessymbool niet verwijst naar een lieflijke inborst, maar naar fysieke machteloosheid). De evolutionaire waarde van dit evenwicht is duidelijk: zonder deugdelijke remmingen zou een diersoort aan de eigen wapens ten onder gaan.
    Bij de mens lijkt die balans afwezig. Zijn agressie is te effectief. De neocortex heeft hem toegerust met het vermogen wapens te ontwerpen die oneindig veel meer slachtoffers maken dan hij ooit met zijn biologische wapens van handen en tanden zou kunnen doden. Met de huidige stand van de militaire techniek vallen natuurlijke remmingen als de persoonlijke confrontatie met de consequenties volledig weg.
    Wat men een "gevechtshandeling" noemt is in werkelijkheid de bediening van machinerie die ruimtelijk op grote afstand van de uitwerking blijft. De slachtoffers zijn er wel, voorbij de monitoren en de panelen, maar bestaan alleen als statistieken. Als rem op de agressie spelen ze geen rol. Ook hier, betoogt Vroon, wreekt zich de te snelle evolutie van onze hersenen. Een "oude" drift als agressie bedient zich van wapens waarop de veiligheidspal van remmende instincten ontbreekt.  ...

Al bij Angst  is genoemd het gezegde van psycholoog William James: "Je vlucht niet omdat je bang bent, maar je bent bang omdat je vlucht." waarmee James wilde beweren dat het vluchtgedrag basaler is, eerder is, dan de emotie - het vluchtgedrag is een gevolg van reflexen plaats vindende in het autonome zenuwstelsel, die sneller zijn dan de hogere en langzamere emoties.

Dit geldt ook voor de volgende laag (de Volkskrant, 24-06-2009, column door Peter Giesen):
  Geen vrije wil? Heel vaak wel

Hebben we een vrije wil of voeren we onze handelingen onbewust uit en bedenken we er later een mooi verhaaltje bij?
    De neurowetenschapper Benjamin Libet (1912-2007) ondernam in 1985 een klassiek experiment. Hij vroeg proefpersonen hun vinger te bewegen en met een stopwatch aan te geven wanneer zij precies besloten om dat te doen. Daarnaast bracht hij elektroden op hun hoofd aan. Wat bleek? De activiteit van de hersenen kwam eerder dan het bewuste besluit om de vinger te bewegen.   ...

Dat wil zeggen: er waren al eerder observaties of signalen in ruggemerg en hersenstam  die wezen in het moeten gaan bewegen van een vinger, maar die signalen waren kennelijk niet urgent, en daarom werden dcze ook doorgezonden naar de bewuste hersnene, om er daar een "rusitg" belsuit ove te kunnen nemen. Is het signaal "HEET!!!", komen die bewuste hersenen er echt niet aan te pas. Ja, achteraf, om te pijn te constateren en verwerken ...

De drie lagen zie je ook terug in de mate en ernst van psychologische kwalen (de Volkskrant, 30-05-2009):
  Zowel genen als stress beïnvloeden amygdala

EMOTIES Een haperende amygdala heeft niet alleen biologische oorzaken. Dat stelt Guido van Wingen in onderzoek waarop hij 8 juni promoveert aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. De amygdala zorgt voor de emotieregulering in de hersenen. Bij mensen met psychiatrische stoornissen functioneert ze niet goed. Van Wingen ging na of dat ligt aan omgevingsfactoren als stress of stabiele kenmerken als leeftijd. Beide blijken een rol te spelen.

De amygdala is deel van de tweede laag. Je ziet dus dat ernstige problemen met de geest of psychiatrische problemen, zich concentreren in de tweede laag, en meer oppervlakkige problemen in de derde. Daarom behandel je de eerste ook normaliter met medicijnen, en de tweede met cognitieve therapie  . Waarbij zich natuurlijk ook gevallen van wederzijdse beïnvloeding kunnen voordoen.

Hoewel de drie lagen op zich onafhankelijk functioneren, kunnen ze elkaar dus wel beïnvloeden(de Volkskrant, 22-01-2013, door Ellen de Visser):
  Waarom moet je plassen als je water hoort stromen?

Driekwart van de mensen schijnt weleens onder de douche te plassen en dat zou met meer dan alleen gemakzucht te maken kunnen hebben. Draai een kraan open en er ontstaat spontaan behoefte om te plassen, ook al is de blaas niet vol. Hoe kan dat?
    Het is aangeleerd gedrag, zegt uroloog-in-opleiding Roderick van den Bergh, werkzaam in het UMC Utrecht. Het geluid van stromend water lijkt sterk op het geklater van urine in de wc-pot en die associatie beïnvloedt de plasreflex.
    Die reflex wordt geregeld vanuit een centrum onderin het ruggemerg. Als de blaas vol raakt, sturen receptoren in de blaaswand daar een signaal heen. Bij jonge kinderen die nog niet zindelijk zijn, gaat er dan via de zenuwbanen meteen een impuls terug: de sluitspieren ontspannen, de spieren in de blaaswand spannen. Met het zindelijk worden, ontstaat er vanuit het ruggemerg ook een route naar boven. Dan gaan de hersenen zich bemoeien met het legen van de blaas. Pas als we willen, gaat daar een knop om waarna een signaal naar het ruggemerg en verder door naar de blaas wordt gestuurd. We plassen dan niet meer wanneer dat moet, maar wanneer dat uitkomt.
    Die aan-uitschakelaar in de hersenen kan worden beïnvloed door externe factoren, zegt Van den Bergh. Er lijkt sprake van een pavlovreactie, waarbij een prikkel na verloop van tijd een reflex uitlokt en zo een gewoonte wordt.    ...

Dit geldt natuurlijk voor nog meer reflexsignalen, zoals bijvoorbeeld ook knipperen, maar niet voor alle en deels slechts in beperkte mate.

Het verhaal van Vroon betekent dat mensen met dieren twee van de drie belangrijke delen van de hersenen gemeen hebben. En dat is dus veel. Waaronder heel veel dat onder de verzamelnaam "emoties" valt. Hoe veel, staat hier (de Volkskrant, 07-03-2009, door Pay-Uun Hiu):
  De eekhoorn heeft een plan B

De mens is ook maar gewoon een diersoort, die van andere soorten veel kan leren.

Dat olifant Annabel uit Dierenpark Emmen vorige week bij een stoeipartij op haar rug in de slotgracht viel, was natuurlijk heel erg. Ze brak een nekwervel waardoor ze verlamd raakte en niet meer op haar poten kon staan. Ze werd dezelfde avond nog geëuthanaseerd, om het in menselijke termen uit te drukken. Maar het allerergste, vond Tweede Kamerlid Dion Graus (PVV), was dat de andere olifanten geen kans hadden gekregen afscheid te nemen van Annabel. Ze werd meteen afgevoerd. Dat was niet alleen onmenselijk, maar ook zeer onolifants, want olifanten zijn sterke gevoelsdieren, ‘in hun emoties fijngevoeliger dan de mens’, aldus Graus. Hij stelde er Kamervragen over aan minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.   ...
    Maar de laatste jaren is de belevingswereld van het dier verder opgerukt in ons menselijk bewustzijn. In hondentrainingen leren niet alleen honden dat ze naar ons moeten luisteren, maar wij moeten ook leren luisteren naar de aard van ons dier. Wij moeten leren dat de hond handelt vanuit zijn aangeboren jacht-, drijf-, of waakinstinct, en dat hij een typische alfareu kan zijn, of een meer onderdanig mannetje. Er zijn cursussen waarin we leren hoe we met paarden kunnen communiceren door middel van onze lichaamstaal. We laten chimpansees niet meer voor aap staan met een rokje aan, maar bestuderen hun sociale gedragscodes en hiërarchische structuur als vorm van cultuur. Want cultuur is niet langer meer het primaat van de mens, hebben ethologen als Frans de Waal (De aap en de sushimeester. Over cultuur bij dieren) overtuigend weten aan te tonen.
    En dieren hebben zéker ook emoties, erkent Buunk. Woede. Jaloezie. Blijdschap. Verdriet. We kennen de spreekwoordelijke krokodillentranen; tranen die overigens wel echt zijn, maar niet van verdriet. Olifanten daarentegen huilen wél van verdriet. Zoals Swie San Thay, bij wie na de dood van haar vriendin Annabel de tranen inderdaad in haar ogen stonden. De verzorger die erbij was, moest er zelf van huilen, vertelt de woordvoerder van het Dierenpark Emmen Wybren Landman. Volgens hem is het ook niet zo dat de olifanten geen afscheid van Annabel hebben genomen. Ze hebben niet per se het stoffelijk overschot nodig, de geur is genoeg. ‘Toen de olifanten de volgende ochtend uit het nachtverblijf kwamen, zijn ze naar de plek gegaan waar Annabel is gestorven, daar hebben ze in het zand geschopt en ze hebben samen staan plassen en brullen en trompetteren, en ze hebben nog in de gracht gesnuffeld. Dat was heel aangrijpend.’
    Maar er is nog een tweede kentering in onze benadering van dieren, constateert Buunk. Die is onder meer zichtbaar in de stapels boeken die nu in het kader van de boekenweek (‘Tjielptjielp, de literaire zoo’, 11-21 maart) in de winkels liggen. We erkennen niet alleen emoties in dieren, we beschouwen ze steeds meer als gelijkwaardige partners met hun eigen visie op het leven.   ...
    ‘Wij zijn natuurlijk wel een diersoort die heel veel kan’, zegt Buunk, ‘maar we zien ook dat dieren tal van eigenschappen hebben die mensen niet hebben en dat zij ons daarin ook de baas zijn. Daarin nemen we nu afstand van de gedachte dat de mens superieur is ten opzichte van andere dieren.’   ...
    In De strategie van de eekhoorn van Elise Schirrmacher, net uit het Duits vertaald en uitgegeven bij Spectrum, gaat het om de doodgewone dagelijkse werkelijkheid waarin de dieren ons tot voorbeeld kunnen zijn als we bereid zijn naar hun specifieke vaardigheden te kijken en te zien hoe ze die toepassen. Niet alleen een fenomenaal plaatsgeheugen helpt de Amerikaanse notenkraker (een vogel) te onthouden waar hij zijn zaadjes verstopt, maar ook zijn gevoel voor orde. Dat is weer iets wat de eekhoorn ontbeert, maar die is weer een fantastische netwerker die op de nootjes van zijn soortgenoten kan terugvallen en die bovendien zo flexibel is dat hij altijd wel een plan B of een reservenest achter de hand heeft. Een hond kan zich zo goed uitschudden, dat hij daarmee al zijn ballast en zorgen wegschudt.
    Zelfs als het om ons gevoelsleven gaat, kunnen dieren onze gidsen zijn. Dieren hebben een veel directere relatie met de natuur dan mensen, is de redenering, en daardoor zijn ze veel beter in staat signalen op te pikken. Van weersveranderingen en natuurrampen is dat algemeen aanvaard. Na de tsunami in 2004 waren er tal van verhalen over dieren die lang voor de vloedgolf kwam aanrollen een veilig heenkomen hadden gezocht. Maar dat geldt ook voor veranderingen in menselijk gedrag die voor mensen zelf nauwelijks waarneembaar zijn. Honden worden tegenwoordig getraind om epilepsieaanvallen te voorspellen en als maatje te fungeren voor autistische kinderen. Ook paarden worden vaker ingezet voor therapeutische assistentie. Als ‘spiegel van de ziel’ kunnen zij in hun gedrag heel goed bepaalde emotionele verkrampingen van hun ruiter of verzorger weerspiegelen. Al valt dat onder de categorie van alternatieve behandelingen die volgens de huidige stand van de wetenschap niet evidence based zijn.
    Maar toch liggen aan die veranderende tendensen ook keiharde wetenschappelijke ontwikkelingen ten grondslag, zegt Buunk, bijvoorbeeld op het gebied van hersenonderzoek. ‘De Verlichtingsgedachte dat de mens een rationeel wezen is dat op basis van zijn denken bewuste keuzes kan maken en daarmee boven zijn driften uitstijgt, is door de experimentele psychologie volkomen onderuitgehaald. Ons bewustzijn is maar een dun laagje, daaronder vinden allerlei intuïtieve processen plaats die overigens ook de beste beslissingen opleveren. Daarin zijn wij net als andere diersoorten een zichzelf sturend organisme dat niet top-down werkt, vanuit de hersens, maar bottom-up. Bij hersenonderzoeken is te zien dat een handeling al in gang is gezet voordat wij op bewustzijnsniveau de beslissing daartoe nemen.’
    Dit soort ontdekkingen betekenden volgens Buunk uiteindelijk ook het afscheid van de idealen van de maakbare samenleving uit de jaren zestig van de vorige eeuw, de gedachte dat de mens het product zou zijn van zijn cultuur en dat een betere samenleving dus ook betere mensen creëert. ‘Het idee van de tabula rasa, de mens die als een onbeschreven blad ter wereld komt, is biologisch gezien volkomen onzin. Het vermogen tot het leren van taal is bij pasgeboren kinderen al helemaal voorgeprogrammeerd.’
    Ook het idee dat het verschil tussen jongens en meisjes door de opvoeding en de samenleving wordt gemaakt, vindt hij onzin. Biologische verschillen, basale emoties als jaloezie – ze zijn sterker dan wij en niet door onze ratio uit te schakelen. Daarin verschillen mensen echt niet van andere diersoorten. ‘Want’, in de geactualiseerde tekst van Meneer de Uil, ‘mensen zijn precies als dieren, met dezelfde dierenklieren.’

De zoveelste in een lange en te continueren reeks: "Zo bijzonder is de mens niet ... " Het emotionele deel van de hersenen, laag twee, hebben ze sowieso gemeen met alle zoogdieren. Voor wie het nog niet gelezen heeft, zie Neurologie, emotie-organen  .


Naar Psychologische krachten  , of site home  .