Normale verdeling: toepassing psychologische kwalen |
20 feb.2006 |
Het is bij iedereen bekend dat de meeste, zo niet alle, menselijke eigenschappen
in variërende mate voorkomen. De mate van
die variatie is ook wel redelijk bekend: de meeste mensen zitten rond het
gemiddelde, en naarmate je verder van het gemiddelde afzit, zijn er minder
mensen met die eigenschap: mensen van 1,75 meter zijn heel gewoon, en die van
1,20 of 2,20 meter zijn zeldzaam, en met allerlei variaties daartussen, zie hier
voor een gedetailleerdere beschrijving in sociologische termen hier
, en in meer algemene termen hier
. Er is geen enkele reden te denken dat dit niet geldt voor psychologische
eigenschappen
.
Het IRP gaat er zonder meer vanuit dat het wel geldt voor psychologische
eigenschappen. Dat werkt dan meteen twee kanten op: bij elke kleine denkfout, of
weeffout in de werking van de geest, is er dus een overeenkomstige ernstige
afwijking, en andersom: bij iedere bekende psychologische afwijking bestaat er
een (aantal) bijpassende kleinere afwijking, of neiging. Van paranoia is al veel
langer bekend dat het gewoon de extreme vorm is van een vorm van
voorzichtigheid, waarvan een van de tussenvormen achterdocht is. Van bèta's is
bekend dat ze in de sociale omgang wat minder gemakkelijk functioneren, en
recent is bekend geworden dat in de omgeving van Eindhoven, waar veel bèta's
wonen die bij Philips en andere technologische bedrijven werken, het voorkomen
van autisme significant hoger is.
Dat laatste is tevens een voorbeeld van het belang van het aannemen van de
geleidelijkheid van psychologische eigenschappen, namelijk dat er een
voorspellende werking vanuit gaat. Waar een extreem bekend is, kan men dus gaan
zoeken naar de overeenkomstige mindere afwijkingen. En omgekeerd, maar dat zal
minder voorkomen omdat die ernstige psychologische afwijkingen natuurlijk
dusdanig opvallen dat de meeste ervan al bekend zijn.
Dat laatste heeft een opvallend vervolgverschijnsel, dat zichtbaar is geworden
sinds het schrijven van dit artikel (2006). Er is nu (mei 2008) een trend
zichtbaar geworden om het "normale"deel van de afwijking: de lichte
verschijnselen van autisme, depressie en dergelijke, wat je eigenlijk zou moeten
kenschetsen als "geslotenheid" of "introversie" en "geestelijke dip" nu onder de
extremen worden geschaard: "Mijn kind heeft autisme", en "Ik ben depressief"
.
De reden daarvoor lijkt simpel: de extremen krijgen veel meer aandacht - en
aandacht, "erkend worden" schijnt een vrijwel universele behoefte te zijn.
Een belangrijk voorbeeld van de toepassing van de geleidelijkheidshypothese is
het geval van schizofrenie. Van wat aangeduid wordt met schizofrenie, en wat
vroeger ook "gespleten persoonlijkheid" heette, is nu bekend dat het geen
eenduidig geval is, maar een verzameling van allerlei kwalen waarin sprake is
van een ernstige verstoring van de verbanden in de hersenen. Of beter: van
ernstige verstoring in gedrag, waaruit wij het bestaan van een ernstige
verstoring in de hersenen hebben afgeleid.
Volgens de geleidelijkheidshypothese moeten er dus ook minder ernstige vormen
van dit soort verstoring in de verbanden in de hersenen zijn. Hier wordt dat
compartimentalisatie genoemd.
Van compartimentalisatie bestaan zeer vele voorbeelden. Wat hier gezien wordt
als de belangrijkste is die tussen het emotionele en rationele deel van de
hersenen. Hiervan op zich bestaan al zoveel soorten voorbeelden, dat het
ondoenlijk is in dit bestek een lijst te maken, voor een enkel voorbeeld zie
Beslissingen
. Maar ook allerlei zaken als roken, angst voor vliegen, een waslijst van andere
fobieën, gokken, en allerlei soortgelijke zaken is duidelijk dat ze allemaal
regelrecht ingaan tegen iedere vorm van rationaliteit, bijvoorbeeld omdat ze
negatief uitpakken voor de persoon die ze ondervindt of begaat.
Naar Psychologische krachten
, Psychologie lijst
,
Psychologie overzicht
, of site home
.
|