Ideologie, religie en monotheïsme

24 jul.2011

(Waarschuwing: dit artikel bevat voor religieuzen, multiculturalisten en holocaust-ideologen schokkende ideeën)

In Ideologie en religie  hebben we gezien dat religie er in instantie voor lijkt te zijn om de onzekerheden van het leven in een wisselvallige natuur het hoofd te bieden. Oftewel: religie is een uiting van een psychologische behoefte. Waarbij latere ontwikkelingen laten zien dat religie staat voor vele soorten ideologie, oftewel: vaste en absolute denkbeelden in het hoofd.

Naast de drang tot het terugdringen van onzekerheid, heeft de menselijke geest nog veel meer driften, die zowel positief als negatief op het individu en de samenleving waarin hij leeft kunnen uitwerken. Die andere driften kunnen gecombineerd zijn of raken met de drift tot zekerheid, zo de diverse religies en ideologieën een eigen karakter gevend.

Een van de belangrijke driften die de drie monotheïstische religies, judaïsme, christendom en mohammedanisme, gemeen hebben is de emotie van superioriteit - het gevoel inherent beter te zijn dan de ander - iets dat bij judaïsme en islam expliciet beleden wordt, maar in de praktijk ook geldt voor het christendom  . In de psychologie is een matige tot gemiddelde hoeveelheid van de emotie een positieve zaak, omdat dit het individu in staat stelt dingen te ondernemen die hij anders misschien niet zou doen.

Maar ook uit de psychologie is bekend dat er een te veel kan bestaan van deze emotie (net als alle andere), in welk geval ze contraproductief wordt: het individu gaat dingen ondernemen die het niet kan, waardoor die dingen mislukken. Waarop weer een reeks reacties mogelijk zijn, van het gewenste bijstellen van ambities en superioriteitsgevoel, tot de uitersten van het opgeven van alle ambitie, depressie, en vormen van agressie tegen diegenen die de echte of veronderstelde "schuld" van het mislukken zijn. De ernst en aard van de reactie hangt natuurlijk in sterke mate af van de sterkte van de oorspronkelijke emotie: hoe sterker de emotie van superioriteit, des te groter de kans op extremere reacties bij mislukken  .

Daarnaast kent superioriteit nog een tweede tegenkracht: een aan anderen betoond gevoel van superioriteit houdt in dat die anderen zich inferieur geacht weten. Heel weinig mensen reageren daar positief of neutraal op - om het maar zachtjes te zeggen. Waarschijnlijk is het dus juister om het goedwerkende aspect van de houding te benoemen als "je goed voelen over jezelf", en de negatieve aspecten, met zijn interne en externe reacties op het teveel, af te zonderen in "superioriteitsgevoel" - of "superioriteitscomplex". Net als het verschil tussen het sociale "leugentje om bestwil" en de ziekte pseudologia phantastica  (Wikipedia).

Deze observaties uit de psychologie, slaande op individuen, slaan natuurlijk ook op meerdere individuen, als die individuen op elkaar lijken. Dat wil zeggen: tot een qua dit soort zaken aanwijsbare groep behoren. Typische vertegenwoordigers van soort groepen met eigenschappen als superioriteitsgevoel zijn "culturen" en "religies". De psychologische observaties aangaande emoties als superioriteit zijn dus voor een deel ook toepasselijk op groepen als culturen en religies. waarbij nog aangetekend kan worden dat binnen een groep van gelijkdenkende mensen, dit soort eigenschappen zichzelf kan gaan versterken

Wat betreft de emotie van superioriteit van is er ten eerste een aanwijsbaar verschil tussen godsdiensten zonder heersers, zoals het boeddhisme, de polytheïstische met vele heersers, en de monotheïstische met een enkele absolute heerser. Omdat de laatste de ergste zijn, nemen we die als voorbeeld.

Ook binnen drie monotheïstische religies is er een duidelijk verschil in de sterkte van de houding van superioriteit. Het sterkst is dit bij het judaïsme. Dat stelt dat het Joodse volk het door de absolute heerser en gebieder van het heelal, de Joodse god, tot uitverkoren volk is verheven. Daarvoor hoeven de Joden dus niets te doen - het zijn van jood is voldoende.

De tweede in het rijtje is niet de historisch tweede, het christendom, maar de laatste: de islam. Die hebben de etnische component uit de associatie met superioriteit geschrapt, maar behouden aangaande hun religie: iedere moslim is per definitie superieur aan iedere niet-moslim  .

De derde, het christendom, belijdt geen superioriteit, maar in de vorm van expliciete uitspraken juist het tegenovergestelde: de christen moet zich bescheiden opstellen, en bij problemen de andere wang toekeren, en dergelijke. Maar dat is niet het hele verhaal. Als het op ethische discussies aankomt, dan doen christenen wel degelijk een beroep op superioriteit. De standaardreactie op voorstellen om de staat seculier te maken (wat Nederland nu niet is), zijn uitspraken als "Een staat heeft ook normen en waarden en andere spirituele zaken nodig"  . Automatisch veronderstellende dat dat alleen middels religie kan - de christelijke, natuurlijk.

Het idee van superioriteit zie je bij de drie monotheïstisch godsdiensten ook in de praktijk terug. De aanhangers van het judaïsme zien zichzelf sowieso redelijk apart van de rest van de wereldbevolking, in dat ze bijvoorbeeld naast de wereldwijde Olympische Spelen, ook Olympische Spelen speciaal voor henzelf organiseren   (Wikipedia) - zou hiervan een blanke versie georganiseerd worden, zou de juiste kwalificatie van zo'n soort evenement zonder enige aarzeling gevonden worden: dat is racistisch. Waarmee met een vrij lange doch noodzakelijke omweg gekomen is tot de juiste kwalificatie van het idee van superioriteit uit het judaïsme: het is racistisch. Het is begrijpelijk dat racisme van deze soort, verbonden met een absolute heerser over het heelal, weerstanden opwekt.

Vrijwel hetzelfde geldt voor de tweede ernstige vorm van superioriteitsdenken: die van de moslims. Hier is er weliswaar geen expliciete etnische component, maar er is wel een etnische factor. Want zoals iedereen kan weten ook zonder dat het onderzocht is: religie gaat voornamelijk over van ouder op kind. Het percentage externe in- en uitstroom ligt in de enkele cijfers. Dus vallen de grenzen van het aanhangen van religie in de praktijk meestal grotendeels tezamen met de grenzen van etnieën - in het geval van de islam en het christendom zijn dat er meerdere, maar toch zijn er duidelijke grenzen: weinig blanken, creolen en Chinezen. En ook in het geval van de islam vallen die grenzen samen met de hotspots vallende onder de algemene term "problemen in de wereld". Dus ook hier is er iets aan de hand met het superioriteitsdenken.

En voor derde, het christendom, geldt iets dergelijks. In de tijden van Europese expansie, ging dat ook samen met expansie van het christendom. In die tijden heeft het christendom zich ook behoorlijk superieur gedragen richting andere culturen en religies. Wat bij de deelnemers van die andere culturen en religies begrijpelijkerwijs ook veel weerstand veroorzaakte.

Net als bij de psychologische oorsprong van het proces, kan je bij de sociologische uitwerking ervan dus afvragen waar het effect van het denken in superioriteit nog positief is, en waar het contraproductief wordt. Als ijkpunt daarvoor kan je het huidige oordeel binnen de christelijke wereld over het eigen christelijke gedrag in het verleden nemen. Want dat is negatief. En oordelen die negatief zijn over de eigen groep, hebben een veel hogere mate van betrouwbaarheid dan positieve oordelen  . De oordelen over kruistochten en zaken als het vernietigen van geschriften van Latijns-Amerikanen volken als de Maya's door christelijke veroveraars van zowel wereldlijke als kerkelijke soort worden algemeen veroordeeld in de huidige westerse geschiedschrijving. Net als datgene wat er gebeurd is in de koloniale tijd in het algemeen.

Het is niet meer dan vanzelfsprekend dat dit negatieve oordeel verlengd kan worden naar andere houdingen van superioriteit door religies en culturen, en wel meer naarmate de houding van superioriteit erger is. En we hadden al geconstateerd dat dat bij de huidige islam aanzienlijk erger is dan bij het huidige christendom. Waarover dus een aanzienlijk negatiever oordeel geveld zou moeten worden. Welk oordeel we ook zien in de afkeer die volken hebben die met de islam in aanraking komen. In psychologische termen is iemand die zich superieur gedraagt een naar mens waar het moeilijk normaal mee omgaan is. De islam is een nare cultuur waar het moeilijk normaal mee omgaan is. Zodra ze zich ergens gevestigd hebben, bouwen ze triomfalistische moskeeën met huizenhoge torens, gaan ze kleding dragen om zich te onderscheiden, en noemen zichzelf "rein" (halal), en de rest "onrein" (haram). En hebben talloze eisen waaraan anderen zich hebben aan te passen   .

Voor de derde monotheïstische godsdienst, het judaïsme met haar aan ras gebonden superioriteit, moet het oordeel dus nog negatiever zijn. Ook daarvan zijn de historische voorbeelden makkelijk terug te vinden - de talloze voorbeelden van Jodenvervolging, uiteindelijk uitmondende in de Joodse holocaust. Waarbij de laatste zich nauwelijks fundamenteel onderscheidt van de eerste vormen - het lijken hier de mogelijkheden van de georganiseerde maatschappij van het Europa van midden twintigste eeuw die het verschil hebben gemaakt. En ter bevestiging van dat laatste: Hoetoes en Toetsies hadden alleen maar stokken, messen en zwaarden tot hun beschikking in de jaren zeventig, maar slaagden er zonder probleem in om honderdduizenden mensen af te maken. Met wat meer organisatorisch vermogen waren ze ook wel in de vele miljoenen gekomen.

Ook in het sociologische geval lijkt de eerder geformuleerde psychologische conclusie dat zodra je spreekt over "superioriteit", je het hebt over iets negatiefs. En het lijkt een nauwelijks te bestrijden conclusie dat "superioriteit" inherent is aan de monotheïstisch religie, zodra de godheid van deze religie een alles overziend en alles overheersend opperwezen is. Een superieur wezen. Met als volstrekt natuurlijk gevolg dat aanhangers van dat superieure wezen zich afwreven voelen met die superioriteit.

Het psychologische oordeel over het extern betoonde gevoel van superioriteit, in de zin van dat het voorbij het punt ligt waar de neiging nog positieve effecten heeft, laat zich dus in dit opzicht al vertalen in een simpel en eenduidig oordeel over dit aspect van de monotheïstische religie: het deugt niet.

Dit wat betreft de psychologie van de monotheïstische religie, waarbij aantekende dat we maar één aspect hebben belicht. Dat aspect heeft ook een vrij directe invloed op de maatschappelijke inrichting, op de sociologie. Meer daarover hier  .


Naar Ideologie en religie  , Sociologie lijst  , Sociologie overzicht  , of site home  .