Algemeen semantische therapie

Het volgende artikel valt onder de term "therapie" omdat nu eenmaal het woord is voor pogingen iets te verbeteren aan de geest. Het is echter geen therapie in de gewone betekenis van het woord, omdat daarmee normaliter allerlei emotionele processen worden geassocieerd. Het onderstaande richt zich puur op het rationele deel van de geest, en er zouden termen als cognitieve therapie  , rationeel-emotieve therapie  of neuro-linguïstische therapie  op losgelaten kunnen worden, vermits die termen niet al in gebruik waren. De hier beschreven "therapie" kan misschien gezien worden als een gemeenschappelijke en nog wat rationelere en abstractere achtergrond van de genoemde therapieën. De gebruikte naam van "algemeen semantische therapie" is geïnspireerd door het feit dat de algemene semantiek  , zoals geformuleerd door Alfred Korzybski  en benadrukt door Van Vogt in zijn Nul-A boeken  , de lessen van de neuro-psychologie gebruikt ten einde problemen met het denken van de geest in het algemeen te verhelpen  .

Een schijnbaar nadeel van zo'n abstracte benadering is de automatische (expliciete) afwezigheid van meer individuele emoties. Dat nadeel wordt verzacht door een paar andere aspecten van dit krachtenveld. Ten eerste hebben de meest mensen die behoefte voelen aan verbetering van hun geest, het meestal, op diverse mogelijke manieren, gepoogd dit aan te pakken met op emoties gerichte methodes, omdat de mens in het algemeen ten sterkste geneigd is met zijn emoties te werken - vooral als het om de geest gaat. Ten tweede is het zo dat een hoog percentage van de gevoelde problemen juist hun oorsprong vinden in de dominantie van kennelijk niet optimaal functionerende emoties, en het lijkt niet direct de meest voor de hand liggende aanpak om een kapotte hamer te repareren met een kapotte hamer.

Het volgende zou dus ook met enig recht slechts een "analyse" genoemd kunnen worden - een analyse die aansluit op wat nu steeds bekender wordt omtrent de werking van de hersenen. De essentie daarvan is de opdeling ervan in drie hoofddelen: autonome, emotionele en rationele zenuwstelsel  . Met daarbij een hoofdrol voor gespecialiseerde onderdelen die de balans tussen emotionele en rationele hersenen bepalen, waaronder de anterieure cingulate cortex (ACC)  . De analyse die hier volgt richt zich grotendeels op de rationele hersenen, en moet de implementatie van de uitkomsten ervan, middels door de rationele hersenen in de ACC geïnduceerde verschuivingen, overlaten aan degene die zich aan de analyse blootstelt. Dit alles onder het aloude motto dat je een koe wel naar het water kan leiden, maar haar niet kan dwingen om te drinken.

Het meer abstracte karakter van deze vorm van "therapie" of analyse zal sommigen gaan vervelen of tegenstaan. Dat moet dan afgewogen worden tegen het doel waar men voor staat: het sleutelen aan het eigen geestelijke welbevinden. Dat is iets van een dusdanige moeilijkheidsgraad, dat een beetje saaie tekst wel het minste probleem is. En een zeer klein offer vergeleken bij het te behalen doel. Over de moeilijkheidsgraad van het te behalen doel gaat het eerste deel van de analyse.

Iedereen die zich bewust is van het idee van een karaktereigenschap of  een regelmatige vorm van gedrag waar hij of zij vanaf wil komen, en zo ver komt om voor zichzelf te formuleren daar iets aan te willen doen, dient eerst een afwegingen te maken van hoe sterk hij dat wil, ten opzichte van de moeilijkheid ervan. Een paar aspecten daarvan zijn de volgende:
  • Karaktertrekken schuilen over het algemeen in een combinatie van aangeleerde zaken, opvoedings-, en genetische zaken, die in afnemende mate en met meer moeite af te leren zijn.
  • Ook slechtere eigenschappen worden na verloop van tijd gezien als integraal deel uitmakende van "het karakter" of "de identiteit", en tegen veranderingen daarvan bestaan diverse vormen van (ingebouwd) verzet.
  • Het vrijwel volledig afleren van opvattingen, houdingen of gedrag met een opvoedingsachtergrond, zoals religie, vergt veel moeite en inspanning.
  • Het vrijwel volledig afleren van houdingen of gedrag met een genetische achtergrond, zoals somberheid en angst, vergt veelal een aan het onmogelijke grenzende hoeveelheid  moeite en inspanning.
  • Het idee ergens volledig vanaf te komen is waarschijnlijk een vorm van absolutisme, en niet reëel.
  • Een persoon zonder slechte(re) eigenschappen is vermoedelijk niet-bestaand, en vermoedelijk ook minder wenselijk omdat op zijn minst een deel van de personen met slechte(re) eigenschappen daar negatief op reageren.
  • De opbrengst van het ergens vanaf komen bestaat uit je huidige geestestoestand vergeleken met toekomstige geestestoestand zonder die eigenschap, en is dus slechts in te schatten. Dat is in veel gevallen (vrij) makkelijk, en in andere moeilijk.
De overwegingen bij het ergens vanaf willen komen gaan dus over de moeite afgewogen tegen de opbrengst, zo komende tot een mate van hoe ver je er echt vanaf wil komen. Dat kan ertoe leiden dat iets waarvan je aanvankelijk wel af wilde komen, ten opzichte van de inspanning en benodigde tijd toch niet de moeite waard is. Of juist extra.

Het volgende gaat er natuurlijk van uit dat die tijd en moeite wél genomen wordt.

Ongewenste eigenschappen zijn meestal (vrij) sterke eigenschappen - anders zouden ze niet opvallen. En sterkere eigenschappen bestaan veelal uit meerdere ontstaansprocessen:
  • De kern, vaak genetische aanleg.
  • De versterking, vaak opvoeding.
  • Het uit de hand lopen, meestal een proces van terugkoppeling - in het extreem bekend als een "valkuil".
Deze processen zijn in omgekeerde volgorde aanpakbaar en dus aan te pakken, te beginnen met het uit de hand lopen.

Om het uit de hand lopen aan te pakken, is kennis nodig van het proces van "terugkoppeling", in de versie van een proces dat zichzelf versterkt, in zijn algemeenheid behandeld hier  . Een psychologisch voorbeeld van zelfversterking is dat van het dik-worden: iemand die ergens ontevreden over is, kan extra gaan eten, bijvoorbeeld zoete dingen. Dat maakt hem/haar dikker. Daarover wordt de persoon dan extra ontevreden. Die extra ontevredenheid leidt tot meer eten, leidende tot nog meer ontevredenheid - enzovoort.

Een meer algemeen voorbeeld is dat van depressie. Men heeft door een of andere oorzaak een negatief gevoel. Een negatief gevoel wordt door het bewustzijn als niet-prettig ervaren. Daarover krijgt men dan een additioneel negatief gevoel. Het (totaal aan) negatief gevoel wordt dus sterker. Enzovoort.

Naast deze voorbeelden zijn er nog talloze andere gevallen waarin een aanvankelijk beperkte negatieve eigenschap uit de hand loopt tot het niveau dat deze door het individu als minder gewenst wordt ervaren. In een algemeen bestek als dit is het niet mogelijk om van al die verschillende gevallen het specifieke mechanisme aan te wijzen dat voor de versterking zorgt.

Maar het is wel mogelijk een factor te vinden die vrijwel al deze gevallen gemeenschappelijk hebben: het verschijnsel van de versterkende terugkoppeling. Als deze terugkoppeling doorbroken kan worden, wordt ook de voordurende toenemende versterking uitgeschakeld.

Het gaat dus om die terugkoppeling. Die terugkoppeling die er in het normaal functionerende lichaam, en geest, ervoor zorgt dat afwijkingen van het evenwicht gecorrigeerd worden. Maar als die correctie de verkeerde kant opgaat, de afwijking juist versterkt.

 Zoals weergegeven in het artikel erover  , is het algemeen symbool voor die terugkoppeling de slang die in zijn eigen staart bijt. Dit staat voor de technische omschrijving dat de terugkoppeling een vorm van een kringproces is. Met welke omschrijvingen het ook duidelijk moet zijn wat je kan doen als het kringproces de verkeerde kant op werkt: de kring doorbreken.

Ook is duidelijk waardoor er bij de voorbeelden van dik-worden en depressie een kring ontstaat: op het moment dat het bewustzijn bezig is met zijn eigen gevoelens - want die gevoelens zijn in het eigen bewustzijn. Het eigen bewustzijn is dus bezig met het eigen bewustzijn.

Het is hoogst aannemelijk dat een groot deel van de terugkoppelingen in de geest die problemen veroorzaken, terugkoppelingen zijn van de vorm: eigen geest is bezig met eigen geest.

Ervan uitgaande dat dit laatste van toepassing is, is er dus een voor de hand liggende remedie te formuleren: niet bezig  zijn of gaan met de eigen geest.

Nu is dat laatste moeilijker dan het zo opgeschreven lijkt. Het doet denken aan het verhaal, in diverse vormen bekend, van de opdracht om, op straffe gods, niet te denken aan een naakte aap.

Dan is er dus een hulpmiddel gewenst om dit "bezig zijn met de eigen geest" te voorkomen. Dat hulpmiddel is op zich ook wel bekend, maar meestal in andere verbanden. Hier is in plaats van voor een eigen formulering en in verband met de welsprekendheid ervan gekozen voor een wat ruimer citaat uit een enigszins bekend werk: The Conquest of Happiness van mathematicus en filosoof Bertrand Russell  (Wikipedia) - merk op dat dit een wat langer citaat is, wat ook, mede vanwege het Engels, wat meer moeite kost om het te verwerken. Het is noodzakelijk. En denk aan de eerdere overwegingen aangaande de moeilijkheid van dit pad:
  Perhaps the best introduction to the philosophy which I wish to advocate will be a few words of autobiography. I was not born happy. As a child, my favourite hymn was: 'Weary of earth and laden with my sin.' At the age of five, I reflected that, if 1 should live to be seventy, I had only endured, so far, a fourteenth part of my whole life, and I felt the long-spreadout boredom ahead of me to be almost unendurable. In adolescence, I hated life and was continually on the verge of suicide, from which, however, I was restrained by the desire to know more mathematics. Now, on the contrary, I enjoy life; I might almost say that with every year that passes I enjoy it more. This is due partly to having discovered what were the things that 1 most desired and having gradually acquired many of these things. Partly it is due to having successfully dismissed certain objects of desire - such as the acquisition of indubitable knowledge about something or other - as essentially unattainable. But very largely it is due to a diminishing preoccupation with myself. Like others who had a Puritan education, I had the habit of meditating on my sins, follies, and shortcomings. I seemed to myself - no doubt justly - a miserable specimen. Gradually I learned to be indifferent to myself and my deficiencies; I came to centre my attention increasingly upon external objects: the state of the world, various branches of knowledge, individuals for whom I felt affection. External interests, it is true, bring each its own possibility of pain: the world may be plunged in war, knowledge in some direction may be hard to achieve, friends may die. But pains of these kinds do not destroy the essential quality of life, as do those that spring from disgust with self. And every external interest inspires some activity which, so long as the interest remains alive, is a complete preventive of ennui. Interest in oneself, on the contrary, leads to no activity of a progressive kind. It may lead to the keeping of a diary, to getting psycho-analysed, or perhaps to becoming a monk. But the monk will not be happy until the routine of the monastery bas made him forget his own soul. The happiness which he attributes to religion he could have obtained from becoming a crossing-sweeper, provided he were compelled to remain one. External discipline is the only road to happiness for those unfortunates whose self-absorption is too profound to be cured in any other way.

Voor de volledigheid en in het kort: het hulpmiddel om minder bezig te zijn met de eigen geest, is om bezig te zijn of gaan met dingen in de werkelijke wereld - of met andere mensen, afhankelijk van de eigen voorkeuren.

Hier zou door sommigen op gereageerd kunnen worden met de opmerking dat er geen dingen of mensen te vinden zijn die voldoende interessant zijn om de aandacht van het eigen zelf af te halen.

Daarvan bestaat een rationele weerlegging. De wereld is namelijk erg groot en bevat een schier oneindigheid aan zaken. Bovendien bevat die wereld een niet-oneindige maar toch zeer grote voorraad aan mensen. De opvatting dat al die zaken en mensen minder interessant zijn dan de eigen persoon, is met zeer hoge waarschijnlijkheid onjuist - puur mathematisch gezien en in het geval van mensen ligt die kans ergens in de buurt van de één op zes miljard. Het idee van de oninteressantheid van alle andere mensen is iets dat nadert aan een geestelijke afwijking, en heeft, indien op dit punt serieus volgehouden, de aandacht nodig van een professioneel psycholoog.

Dan is er nog steeds de mogelijkheid dat men wel beseft dat er wel interessante andere zaken en mensen zijn, maar dat men die niet kan vinden. Ook hiervoor putten we uit de beschikbare literatuur, en wel het nog bekendere boek Zen and the Art of Motorcycle Maintenance  van Robert Pirsig. In het onderstaande citaat gebruikt hij de derde persoon als aanduiding van zijn alter-ego, de persoon die hij was voor een psychische ineenstorting eerder in zijn leven - en weer is dit een langer en noodzakelijk citaat (de noodzaak ervan wordt door het citaat zelf uitgelegd):
  Using his class notes as reference material I want to reconstruct the way in which Quality became a working concept for him in the teaching of rhetoric. His second phase, the metaphysical one, was tenuous and speculative, but this first phase, in which he simply taught rhetoric, was by all accounts solid and pragmatic and probably deserves to be judged on its own merits, independently of the second phase.
     He'd been innovating extensively. He'd been having trouble with students who had nothing to say. At first he thought it was laziness but later it became apparent that it wasn't. They just couldn't think of anything to say. .
     One of them, a girl with strong-lensed glasses, wanted to write a five-hundred-word essay about the United States. He was used to the sinking feeling that comes from statements like this, and suggested without disparagement that she narrow it down to just Bozeman.
     When the paper came due she didn't have it and was quite upset. She had tried and tried but she just couldn't think of anything to say.
     He had already discussed her with her previous instructors and they'd confirmed his impressions of her. She was very serious, disciplined and hardworking, but extremely dull. Not a spark of creativity in her anywhere. Her eyes, behind the thick-lensed glasses, were the eyes of a drudge. She wasn't bluffing him, she really couldn't think of anything to say, and was upset by her inability to do as she was told.
     It just stumped him. Now he couldn't think of anything to say. A silence occurred, and then a peculiar answer: "Narrow it down to the main street of Bozeman." It was a stroke of insight.
     She nodded dutifully and went out. But just before her next class she came back in real distress, tears this time, distress that had obviously been there for a long time. She still couldn't think of anything to say, and couldn't understand why, if she couldn't think of anything about all of Bozeman, she should be able to think of something about just one street.
     He was furious. "You're not looking!' he said. A memory came back of his own dismissal from the University for having too much to say. For every fact there is an infinity of hypotheses. The more you look the more you see. She really wasn't looking and yet somehow didn't understand this.
     He told her angrily, "Narrow it down to the front of one building on the main street of Bozeman. The Opera House. Start with the upper left-hand brick." Her eyes, behind the thick-lensed glasses, opened wide.
     She came in the next class with a puzzled look and handed him a five-thousand-word essay on the front of the Opera House on the main street of Bozeman, Montana. "I sat in the hamburger stand across the street," she said, "and started writing about the first brick, and the second brick, and then by the third brick it all started to come and I couldn't stop. They thought I was crazy, and they kept kidding me, but here it all is. I don't understand it."

Samengevat: wie denkt dat zaken in de werkelijke wereld en/of andere mensen zodanig weinig interessant zijn vergeleken met zijn eigen geest dat hij/zij ze moeilijk kan vinden, kan niet goed "kijken". In de woorden van Pirsig:
  ... on long walks through the streets of town he thought about it and concluded she was evidently stopped with the same kind of blockage that had paralyzed him on his first day of teaching.

Die blokkade ruwweg zijnde onmogelijkheid zich te verplaatsen van de innerlijke wereld van de eigen geest waar alles vanzelfsprekend is zoals het is, naar de wereld van anderen en de buitenwereld die heel anders in elkaar steekt: "Wat valt er uit te leggen aan de regels van de retorica, of wiskunde, ... die zijn toch simpel?" Maar die interessante dingen of mensen zijn er dus wel.

Kortom: van zowel dingen als mensen is een dusdanig ruime voorraad, dat het principieel schier onmogelijk is niet iets te vinden dat past bij de eigen voorkeuren. Het niet kunnen vinden van iets dat interessanter is dan de eigen geest" is dus een synoniem voor "Ik wíl niet iets vinden dat interessanter is dan mijn eigen geest", waarachter je (in de meeste gevallen) naadloos kan invullen "Want niets is zo interessant als mijn eigen geest". Wie deze gedachte kan verwoorden zonder een gevoel  van schaamte, kan zichzelf niet meer helpen, en kan zich ook beter vervoegen bij de professionele hulpverlening.

Verdergaand gaan we er vanuit dat de persoon met de onewenste eigenschap van het op enigerlei wijze niet tevreden zijn met zijn eigen geest tot dit punt de analyse heeft kunnen volgen. Dan kan hij of zijn alsnog komen met de vraag: "Maar hoe dóe ik dat, dat zoeken naar interessante zaken of interessante dingen in andere personen?" Het antwoord van Pirsig is: "Door naar de zaak die je mogelijkerwijs interessant acht toe te gaan en goed te kijken".Vertaald naar onze situatie: "Door naar de andere persoon toe te gaan en te luisteren" - en dat "naartoe gaan" gaat gewoonlijk het best in de vorm van het stellen van vragen - het "geestelijk naartoe gaan". En het antwoord op "Maar wat moet ik dan vragen?" luidt: "Je moet vragen naar de persoon". Zoiets als: "Wat is er gisteren met je gebeurd?", "Wat heb je vandaag gedaan?". Waarvan je de antwoorden kan gebruiken om te vragen naar verdere details van die gebeurtenissen. Net zoals het meisje met de dikke brillenglazen ineens wel allerlei details aan het gebouw en de stenen kon waarnemen. Interessante details.

Recuperend en de mitsen en maren even weglatend: het grootste probleem van uit de hand gelopen negatieve gedachten is de onbeperkte toename ervan. De oorzaak daarvan is het versterkende meekoppelingproces. Het meekoppelingsproces ontstaat door de te grote aandacht voor het eigen ik. En de te grote aandacht voor het eigen ik kan doorbroken worden door (meer) aandacht voor de ander - of andere zaken. 

Overigens wil hiermee natuurlijk niet gezegd worden dat alle aandacht voor de eigen geest uit den boze is. Ongetwijfeld is het zo dat een gezonde geest een gezonde hoeveelheid belangstelling heeft voor het eigen functioneren. Ook bekend is dat het nogal eens slecht wil aflopen met mensen die te weinig op hun eigen geest en belangen letten.

Maar de hier genoemde voorbeelden van te veel negatieve gevoelens zijn een goede illustratie van waar het evenwicht ongeveer ligt. Die voorbeelden waren het dik-worden en depressies. Beide verschijnselen zijn gedurende de laatste decennia gestaag gestegen, en hebben gedurende de laatste jaren de omvang van epidemieën aangenomen. Honderdduizenden in Nederland lijden aan het dik-worden, en in Amerika is al een ruime meerderheid besmet. Over depressie wordt gezegd dat in Nederland een miljoen mensen eraan lijdt.

Een deel van de door individuele mensen geconstateerde mentale problemen zijn dus (mede) veroorzaakt door maatschappelijke invloeden. Na de bovenstaande analyse is het niet moeilijk daarvan de gemeenschappelijke oorzaak aan te wijzen, mede refererende aan Amerika: de opkomst van het ik-tijdperk. De mate waarin het individualisme is gepredikt in de jaren zestig en daarna is kennelijk te veel van het goede geweest. Het heeft de maatschappij doortrokken, en de mens die in die maatschappij leeft ziek gemaakt. Niet allemaal, maar degenen die er bevattelijk voor zijn. En de mate van besmetting laat zien dat de mate van individualisme ten opzichte van huidige menselijke bevattelijkheid van de uitwassen ervoor te groot is geworden. De maatschappij heeft kennelijk te veel van "Het recht van de sterkste", "Ieder voor zich en god voor ons allen", "Zolang. je maar rijk bent, ben je gelukkig al is het in je eentje". En kennelijk te weinig gemeenschapszin. De kwalen van het individu, indien het er veel zijn, weerspiegelen de kwalen van de maatschappij, en omgekeerd

Wat dus gewenst is op het individuele vlak is meer belangstelling voor de andere persoon. Wat dus gewenst is op het maatschappelijke vlak is meer belangstelling voor de gemeenschap.

Die toename van de gemeenschapszin zal moeten komen van de gewone bevolking, want de top- en middenklasse oligarchie en elite heeft gekozen voor het geglobaliseerde, kosmopolitische  , individualistische model van rijk zijn in glas-en-beton wolkenkrabbers in megalomane wereldsteden  .

Een aantal aanvullende meer praktische punten staat hier  .


Naar Psychologische krachten  , Psychologie lijst  , Psychologie overzicht  , of site home  .
 
 

9 feb.2011