De de Volkskrant economie redactie: een vergelijking
Onderstaand twee berichten over de oorsprong van de arbeidersbeweging, in het
Engeland van de Industriële Revolutie. Let op de zeer verschillende kleur
gegeven aan delfde feiten te beginnen met de koppen. Het is volkomen duidelijk
dat de versie van de Volkskrant veel dichter ligt bij de voorstelling zoals die
gegeven zou worden door de fabriekseigenaren. De kop en de rest van het stuk van
de Volkskrant suggereren dat de werker-vijandige daden van de
fabriekseigenaren ingegeven zouden zijn door het algemeen belang. Zelfs
uitgaande van hun eigen verborgen, filosofie is dit volkomen onjuist.
Leids universiteitsblad Mare, 21-04-2005, door Bart Funnekotter
Om erger te voorkomen
Gedurende de negentiende eeuw voerde de zojuist ontstane Engelse vakbeweging een
verbeten strijd om de arbeidsomstandigheden van werknemers te verbeteren.
Onverdeeld succesvol was men niet. Het lukte wel een redelijk loon te bedingen,
maar de werkdruk bleef enorm.
Natuurlijk, ook vóór de Industriële Revolutie was het niet prettig om werkzaam
te zijn in de Engelse textielindustrie. De vele thuiswerkers die tot ongeveer
1770. toen de eerste machinerie haar intrede deed, aan het spinnen en weven
waren, hadden nog een klein beetje zeggenschap over hoe ze hun dag indeelden. Ze
werden per stuk betaald, dus de druk om hard te werken was groot, maar werd in
ieder geval niet bepaald door het razende gereutel van een stoommachine.
In zijn proefschrift Tussen traditie en emancipatie. De
Engelse vakbeweging en haar strijd tegen de industriele arbeidsdisciplinering
(1780-1914) onderzocht filosoof, theoloog en socioloog Teun Hoefnagel hoe de
Engelse arbeiders omgingen met de werkomstandigheden zoals die na de Industriële
revolutie ontstonden en hoe ze die omstandigheden trachten te verbeteren.
Opvallend was dat in de laatste decennia van de achttiende
eeuw vooral vrouwen en kinderen naar de pas ontstane fabrieken trokken. Deze
groepen waren niet goed in staat een vuist te maken ten opzichte van hun
werkgevers en onmenselijk lange zesdaagse werkweken van 12 uur per dag voor
kinderen van een jaar of zeven waren geen uitzondering. In sommige fabrieken
bestond het personeel voor wel go procent uit kinderen en het spreekt voor zich
dat zij zich niet konden verenigen in vakbonden.
Met de opkomst van machines die bediend moesten worden door
een goed opgeleide arbeider, slaagden werknemers erin beter voor hun rechten op
te komen. Voor dit soort werk waren namelijk mannen nodig en die begonnen zich
te verenigen in zogenaamde combinations of friendly societies. Tot 1824,
toen vakbonden bij wet werden toegestaan, moesten deze clubs in het grootste
geheim opereren. Toch was bijvoorbeeld de General Union in 1810 in staat een
bedrag van £ 17.000 uit te keren uit hun stakingskas, in die tijd een enorme som
geld.
Onder aan de arbeidsladder stonden indertijd de mensen die thuis als wever
werkten. Dit was ongeschoolde arbeid en kon door velen gedaan worden, zodat de
prijs voor de diensten van deze arbeiders erg laag was. De bond van de
thuiswevers slaagde er niet in de situatie voor hun leden te verbeteren en een
grote demonstratie in 18119 - later bekend als de Battle of Peterloo
omdat de held van Waterloo, de hertog van Wellington, opdracht had gegeven met
geweld op te treden -werd hardhandig neergeslagen.
Langzaamaan wonnen de diverse vakbonden echter terrein,
hoewel het wel zo bleef dat hoe hoger opgeleid de leden waren, hoe standvastiger
de bonden konden optreden tegen overheid en werkgevers. Deze vakbonden grepen
ook pas in het uiterste geval naar het stakingswapen: liever kwamen ze er met
overleg uit. Hun resultaten boekten ze vooral op het gebied van het salaris.
A decent day's wage for a decent day's work, dat was wat ze wilden. Tegen de
enorme werkdruk die er heerste, veroorzaakte door het zogenaamde driving
en sweating van werkgeverszijde, kon minder worden uitgericht. Maar ook
daar werden soms successen geboekt. Zo organiseerden in 1889 de havenarbeiders
van Londen een grote staking, de Great Dock Strike, om hun woede te uiten
over het opjaag- en uitbuitingssysteem waaronder ze moesten functioneren. Dit
was de eerste keer dat een groep ongeschoold arbeiders zich verenigde om voor
hun belangen te strijden en hiermee werd een belangrijke stap gezet in de
ontwikkeling van de Engelse vakbeweging.
Hoefnagel concludeert aan het eind van zijn boek dat het
hoogste haalbare
voor de jonge vakbonden was ervoor te zorgen dat de situatie voor hun leden in
ieder geval niet slechter werd. Acties gingen in die tijd vaak niet om
loonsverhoging, maar tegen loonsverlaging. Het kapitalisme, aldus de
promovendus, gaat nu eenmaal vanzelf op zoek naar maximale winst, ook als die
ten koste van de gezondheid van de werknemer behaald wordt. De rol van de
vakbonden is anno 2005 daarom in wezen nog hetzelfde: strijd voeren om erger te
voorkomen.
Teun Hoefnagel: Tussen traditie en emancipatie. De Engelse vakbeweging en
kaar strijd tegen de industriek arbeidsdisciplinering (1780-1914). Delft
2005. 353 Pgs- E 29,50
De Volkskrant, 19-03-2005, door Ben van Raaij
Geschiedenis | Promovendus analyseert ervaringen met industriële
disciplinering in de 19de eeuw
Britse arbeidersbeweging won door gehoorzaamheid
In de spinnerijen, weverijen en ijzergieterijen van de 19de-eeuwse Midlands
werden Engelse boeren met harde hand tot de eerste moderne fabrieksarbeiders
gesmeed. Vakorganisaties waren essentieel om uitbuiting tegen te gaan.
Een écht courant onderwerp is het niet meer, de geschiedenis van de
arbeidersbeweging. Dertig jaar geleden wijdde bijna elke zichzelf respecterende
student geschiedenis er zijn scriptie aan, liefst vanuit een marxistische visie.
Maar toen het politiek-maatschappelijk klimaat in de jaren tachtig omsloeg, was
het met de populariteit van het thema snel gedaan.
Teun Hoefnagel heeft zich hier niets van aangetrokken. De 64-jarige
wijsgerig socioloog promoveert 23 maart op een studie met de bijna nostalgische
titel Tussen traditie en emancipatie. De Engelse vakbeweging en haar strijd
tegen de industriële arbeidsdisciplinering (1780-1914). Aan de Universiteit
Leiden, de instelling waaraan hij dertig jaar als docent sociologie verbonden is
geweest. 'Door persoonlijke omstandigheden en reorganisaties kwam ik pas na mijn
deeltijdpensioen echt aan mijn promotie-onderzoek toe.'
Hoefnagels literatuurstudie analyseert de manier waarop
Engelse arbeiders vanaf de Industriële Revolutie eind 18de eeuw - als eersten
ter wereld - werden onderworpen aan een door mechanisatie aangedreven
arbeidsdisciplinering en de wijze waarop ze zich daartegen trachtten te
verzetten.
De overgang van een traditioneel agrarische naar een
vroeg-industriële samenleving was een pijnlijk proces waarbij oude manieren van
leven en werken werden vernietigd. In de dark satanic mills werden
spinners en wevers tot fabrieksarbeiders gedrild en tol klasse gesmeed. De
Britse historicus E. P. Thompson sprak in zijn gelijknamige klassieke studie uit
1963 dan ook van 'The making of the English working class'.
'Externe dwang' domineerde. In de textielfabrieken in de
Midlands heerste een bikkelhard regime van lage lonen, streng toezicht, extreme
werkdruk, stukloonsysteem en ook kinder-arbeid. 'In Manchester kun je nog de
onderkomens zien waar kinderen in ploegendiensten hun bed moesten delen.' Later
kwam er ook 'interne dwang', de zogeheten moral machinery van methodisme
en zondagsscholen.
De onvervalste uitbuiting leidde begin 19de eeuw tot de
eerste vakbonden. Met stakings-acties werd getracht betere lonen af te dwingen.
Na 1850, toen de eerste arbeidswetgeving was gerealiseerd en de welvaart
groeide, gingen de 'unions zich ook op algehele belangenbehartiging en de
culturele verheffing van hun leden richten.
De aanwezigheid van vakbonden in een industrie maakte groot
verschil. `Waar vakbonden lange tijd ontbraken, zoals in de confectiesector,
waarin vooral vrouwen werkten, trof je de ergste sweatshops aan. In
sectoren die wel vakbonden kenden, werden de gevolgen van het kapitalisme
verzacht.'
Het is een verhaal van emancipatie en disciplinering.
Enerzijds wist de Britse arbeiders-beweging met enig succes 'dignity at work',
`respectability' en 'a fair day's wage for a fair day's work' te
realiseren, anderzijds raakte ze opgesloten in wat Max Weber de `ijzeren kooi'
Van het kapitalisme noemde.
De paradox is, zegt Hoefnagel, dat beide processen zich
tegelijkertijd voltrokken. De Britse arbeiders konden alleen erkenning verwerven
door hun plaats in de maatschappelijke orde te accepteren. Emancipatie was een
'overwinning door gehoorzaamheid'.
Heeft deze heroïsche strijd ons vandaag de dag nog wat te
zeggen?, Het 19de eeuwse kapitalisme en de arbeidersklasse zijn immers passé. We
hebben arbeidswetgeving en een welvarende verzorgingsstaat.
Hoefnagel vindt van wel. `Het kapitalisme is door de
globalisering tot een bijna ontologische vanzelfsprekendheid geworden. Door de
scherpe internationale concurrentie heeft het zich weer verhard. In westerse
landen worden werkdruk en arbeidstempo sterk opgevoerd. En waar vakbonden of
wetgeving tekort schieten, zoals in China, zie je uitbuiting, ook van vrouwen en
kinderen.'
Tijd dus voor een antikapitalistisch réveil? Dat ook weer
niet, aldus Hoefnagel, die, hoewel zijn betoog anders doet vermoeden, actief lid
is van de VVD. `Het kapitalisme is het best mogelijke systeem. Het moet wél
kritisch begeleid en gehumaniseerd worden. Want het mag goed zijn voor de
welvaart, het is slecht voor het welzijn.'
Terug naar De Volkskrant economisch
, Media lijst
, of naar
site home
.
|