Toelichting bij In het kort: moslim-orgaandonatieAanleiding voor deze stelling zijn de problemen rond de regeling van orgaandonatie. Er is al vele jaren een structureel tekort aan orgaandonoren, en de vorige pogingen door middel van een registratiesysteem voor donoren en een actieve aanpak in het ziekenhuis hebben niet geholpen. De discussie is om het systeem van stilzwijgende weigering om te zetten in stilzwijgende toestemming. Vanwege principiële bezwaren uit sommige kringen heeft dit voor de hand liggende voorstel het moeilijk, en daarom kwam staatssecretaris Hoogervorst (na overleg met de beroepsgroep) met een nieuw stimulans initiatief: wie zich opgeeft als donor krijgt voorrangspunten bij een noodzakelijke transplantatie. De redenatie hierachter is dat een grote groep mensen op principiële gronden geen donor wil zijn, maar wel een orgaan wil ontvangen. Hij noemde als belangrijk deel van die groep de moslims (de Volkskrant, 04-03-2005, van verslaggever Marc Peeperkorn):
Natuurlijk zien moslims hun rol heel anders. Moslim-woordvoerder N. Joemman, secretaris van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), suggereert Hoogervorst daarmee dat moslims alleen maar willen profiteren, en dat hij daarmee de moslims stigmatiseert . Bestuurslid A. Marcouch van de Unie van Marokkaanse Moskeeën Amsterdam en Omstreken, vindt ook dat de uitspraak moslims bestempelt als profiteurs, en dat ze riekt naar discriminatie (Volkskrant.nl, 04-03-2005, ANP):
Natuurlijk is de opmerking van Hoogervorst slechts een weergave van de feiten, is zijn de reacties van de moslims een vorm van discriminatie, aangezien zij voor zichzelf een uitzondering wensen bij het benoemen van asociaal gedrag. Meer theoretisch: het hebben van een stigma is het dragen van kentekens die op meestal negatieve wijze doen onderscheiden van de rest. Stigmatisering is zeggen dat iemand stigmata heeft, en de uitdrukking wordt tegenwoordig vrijwel uitsluitend gebruikt in een context dat dit onterecht is. Daarmee is de klacht van Joemman meteen ontkracht. Zodra het negatieve kenteken terecht is toegewezen, is er geen sprake van stigmatisering. Het gaat dan om het werkelijke gedrag, en er is weinig twijfel dat voor moslims als groep geldt dat ze fundamentele bezwaren hebben tegen orgaandonatie. Dat ze het niet allemaal hebben, en dat er fundamentalistische anders-gelovigen zijn die het ook hebben, is van secundair belang. De moslim weigeraars zijn waarschijnlijk de grootste groep onder de weigeraars, en als zodanig mag Hoogervorst ze noemen. Zijn uitspraken zijn gekomen na overleg met het veld, en het zou prettig zijn als er concrete cijfers komen, maar in dit geval kan er op grond van een inschatting van de grote van de groepen en bekende houdingen en verantwoorde uitspraak worden gedaan (nog afgezien van het feit dat het voorstellen van zo'n onderzoek zonder voorgeschiedenis sowieso niet kan, in verband met de al genoemde kreten van stigmatisering en discriminatie). Daar waar klachten over gedrag zoals het omgaan met orgaandonatie terecht zijn, is het belangrijk voor moslims als groep dat ze deze problemen met de omgang met de westerse maatschappij zo min mogelijk benadrukken. Dat betekent als allereerste dat ze zich niet als aparte groep moeten afficheren. Tegen deze voor de hand liggende raad handelen ze op zeer nadrukkelijke wijze, door zich te hullen in kleding die hun lidmaatschap van de groep van moslims nadrukkelijk afficheert, namelijk het dragen van hoofddoekjes, kaftans, djellaba's enzovoort (zoals N. Joemman doet door een djellaba te dragen bij interviews op televisie). Omdat ze dit vrijwillig doen, stigmatiseren de moslims daarmee zichzelf. Een klacht over stigmatisering door anderen, al dan niet terecht, is dus hypocriet. Voor de klacht van discriminatie geldt natuurlijk precies hetzelfde. |