Artikel uit:
RIJNLANDMODEL
Naar hoofdsite, klik hier
Bron bij Allochtonendebat 2006, de cartoonrellen: De Rooy

De Volkskrant, 17-02-2006, recensie door Piet de Rooy

De samenleving als multiculturele barbecue

Tussentitel: Samenstellers van vijfdelig 'Cultuur en migratie' helpen ons niet echt op weg

De grote vraag voor multicultureel Nederland is: willen de migranten echt bij de samenleving horen? En: welke prijs wil die samenleving daarvoor betalen? De cartoonkwestie stelt die vragen op scherp. Door Piet de Rooy

Minister Rita Verdonk gaf onlangs het startsein voor een '&-campagne' waarmee duidelijk moet worden gemaakt dat er 'best wel' veel goed gaat met de integratie. Om dit ook symbolisch vorm te geven had ze een schort aangetrokken en achter een fornuis wat staan kokkerellen en voor de foto een hapje Surinaamse roti genomen. Ongeveer tegelijkertijd verscheen er een rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, waarin naar voren werd gebracht dat het organiseren van een multiculturele barbecue niet zo'n goed idee is, omdat de basis ervan niet wordt gevormd door het gemeenschappelijke in mensen , maar vooral door het verschil.
    De spanning tussen beleid en advies laat zien hoe verward de samenleving is. Langzamerhand wordt wel aanvaard dat de Nederlandse maatschappij sterk van samenstelling is veranderd, maar het moet voor die 'nieuwkomers' toch soms een raadsel zijn wat er van hen wordt verwacht. Er heerst religieuze vrijheid, maar de toespraken in de moskee worden door de inlichtingendienst beluisterd als in de dagen van de Afscheiding van 1834. Het gezin is de hoeksteen van de samenleving, maar de overheid dringt stapsgewijs de migrantengezinnen binnen. Nog niet lang geleden werd er 'onderwijs in eigen taal en cultuur' bevorderd, nu worden zelfs 'oudkomers' naar taallessen gestuurd, die ze bovendien grotendeels zelf moeten betalen.
    Verwaarlozing is snel omgeslagen in bemoeizucht. De keerzijde van het ongemak in de omgang met migranten is de onzekerheid over de eigen cultuur. Het grote zoeken naar de eigen 'identiteit' is over een breed front uitgewaaierd. Zo stelde Jozias van Aartsen onlangs in het Afghanistan-debat dat Nederland al 'eeuwenlang' aan dit soort missies doet, wat natuurlijk manifest onjuist is.
    In dit integratieterrein, vol voetangels en reëel bestaande risico's, mengt zich nu een vijfdelige, prestigieuze serie Cultuur en migratie in Nederland, geïnspireerd door het Centrum voor Gender en Diversiteit van de universiteit in Maastricht onder leiding van Maaike Meijer. Van die serie zijn nu de laatste twee delen verschenen, één over het wonen van migranten, het ander over 'veranderingen in het alledaagse'. Deze boeken bieden tal van interessante verhalen over contractpensions, woonoorden, badrituelen, 'interetnisch flirten' (nooit geweten dat er 'flirtcoaches' waren), het debat over Zwarte Piet als een vorm van hardnekkig racisme dan wel onschuldig ritueel en de Ghanese pinkstergemeenten in de Bijlmermeer, om maar een greep te doen uit het vele dat wordt geboden. Het gaat om voorvallen en situaties die met liefde zijn verzameld, met belangstelling waargenomen en met veel vlijt en zorgvuldigheid verwoord. Maar de grote vraag blijft: waarom al dit liefdewerk, wie moet hiermee eigenlijk waarvan overtuigd worden?
    In elk deel is dezelfde inleiding afgedrukt, waarin staat dat menigeen nog denkt dat er zoiets is als een vaststaande Nederlandse cultuur, een onveranderlijke kern die aan de buitenkant misschien wel wat verandert, maar in essentie hetzelfde blijft. Dat is volgens de samenstellers van de serie een illusie en bovendien een conservatieve illusie. De cultuur, breed opgevat - onder veel meer: het liefdeleven, manieren van wonen, met geld omgaan, de manier waarop het geloofsleven vorm krijgt -, is voortdurend in beweging. Niets blijft hetzelfde en elke poging om enige 'identiteit' vast te stellen miskent de aanhoudende interactie tussen autochtone bewoners van Nederland, migranten en de grote wereld daarbuiten. Elke betekenis die waar dan ook aan gegeven wordt, is een poging om stromend water vast te houden.
    Als we zo naar de ontwikkelingen in de Nederlandse cultuur kijken, dan is het mogelijk om de bijdrage van migranten aan die cultuur te ontwaren, zowel in zienswijzen als leefvormen en stijlen. Daarbij is het niet de bedoeling om het à la Paul Scheffer over 'het multiculturele drama' te hebben, evenmin om een 'moeilijk traceerbare mentaliteitsgeschiedenis' te bedrijven, maar om glimpen te betrappen van de manier waarop het begrip 'zelf' en het begrip 'ander' vorm krijgt in het concrete leven van alledag, bij het boodschappen doen, het flirten, op school en in de kunsten.
    Met alle waardering voor de resultaten: dit is een even hooggestemd als oppervlakkig doel. De uitkomsten geven dan ook meer warmte dan licht. Het is de warmte van het oeverloze begrip: alles is overal anders, iedereen maakt zijn eigen moeizame combinaties, er zijn groepen en stijlen, maar daarop zijn weer zoveel uitzonderingen aan te treffen dat er geen 'stereotypen' van mogen worden gemaakt. De samenleving is als het ware een Droste-busje: alles is een verwijzing naar iets wat daarachter ligt, totdat het verdwijnpunt bereikt is. Vooral het deel over de 'veranderingen in het alledaagse' bevat dan ook doorlopend tastende zinnen als 'wat mogelijk meespeelt', 'je zou kunnen stellen' of 'onze indruk is dat de kwestie ingewikkeld ligt'. En hoezeer ook te waarderen valt dat de auteurs zich zo openstellen voor wat zich om hen heen afspeelt, veel houvast wordt daarmee niet geboden.
    Zelfs opvallende zinnen als 'onevenwichtige verhoudingen tussen de seksen lijken hardnekkiger dan die tussen de etnische groepen' leiden niet tot nadere reflectie. De centrale boodschap is eigenlijk dat het zoveel leuker wordt in Nederland als iedereen zich niet meteen beschouwt als onderdeel van een homogene groep. Migranten vinden dan gemakkelijk toegang tot de samenleving, terwijl de gevestigden in nieuwkomers dan ook geen bedreiging zien. Tja, waren alle mensen wijs
    Maar in Nederland - en niet alleen in dit land - wonen mensen die het elkaar op dit moment moeilijk aan het maken zijn. Daarbij helpt het niet erg om te zeggen dat het in het verleden toch ook allemaal wel in orde is gekomen en dat de huidige samenleving zo veelvormig is, dat er beter maar geen peil op getrokken kan worden. Hier wreekt zich dat in deze serie de twee sleutelbegrippen, cultuur en migratie, in een aantal opzichten zo nietszeggend zijn. De ene migratie is toch de andere niet?
    De grote stroom Duitsers in de 19de eeuw bijvoorbeeld leidde niet tot een grote betrokkenheid van Nederland bij het Duitse nationalisme en de agressieve wijze waarop daar de eenheid werd bereikt. In meer recente tijden moeten we uit een aantal antisemitische incidenten toch opmaken dat een aantal conflicten uit het Midden-Oosten is meegekomen? Dat lijkt nogal een wezenlijk verschil. Aan het begrip 'cultuur' wordt zelfs zo'n brede betekenis gegeven, dat er op voorhand niets buitenvalt, waarmee het een graad van betekenisloosheid verwerft.
    Er is kennelijk gekozen voor een radicale variant van het bekende betoog van Benedict Anderson, zoals uiteengezet in Imagined communities: eigenlijk is iedere groep een 'verbeelde gemeenschap'. Dat is dus een 'constructie' op grond van willekeurige criteria aan elkaar gefabriekt, die evengoed door een andere is te vervangen. Verschijnselen als dwang en macht verdwijnen hiermee uit het zicht. Daarmee valt veel weg dat kan bijdragen aan enige verheldering van de ontwikkelingen. Te denken valt hier aan de rol van de Nederlandse elite, die zichzelf in de jaren zestig nagenoeg heeft opgeheven en nu met spasmodische overdrijving naar beide kanten weer enige grip op de ontwikkelingen probeert te verkrijgen. Ook valt te denken aan de cruciale rol van de 'woordvoerders', doorgaans belangenbehartigers die zichzelf hebben opgeworpen als de verbinding tussen de gemeenschappen. Vroeger wist de sociologie over dit soort dingen allerlei verstandigs te verzinnen. En toegegeven, dat vak heeft niet alle problemen weten op te lossen die een moderniserende samenleving wist te genereren, maar het gaat toch wat ver om het helemaal terzijde te schuiven.
    Het grootste probleem met deze serie is echter de gedachte dat het in de cultuur slechts gaat om uiterlijkheden, waar naar willekeur betekenissen aan worden toegekend. In Veranderin-gen in het alledaagse is een hoofdstuk opgenomen over de veranderingen in kleding. Daarin wordt naar voren gebracht dat de 18de-eeuwse volkskundige avant la lettre Le Francq van Berkheij al schreef dat mensen hun garderobe veranderen door het contact met buitenlanders. Dit stemde de auteurs tot tevredenheid, omdat het zo'n aardig voorbeeld is van het feit dat er niet een onveranderlijke dracht is en dat een cultuur dus voortdurend verandert.
    Dat is allemaal aardig en interessant, alleen niet het centrale punt van deze Leidse arts en literator. In zijn beroemde Natuurlyke historie van Holland (1768-1778) had hij een aanzienlijk interessanter betoog. Hij legde op vele pagina's uit dat 'Holland' een gebied was waarin weinig eenheid viel te ontwaren: welbeschouwd was het gewest niet veel meer dan een handvol onverenigbare eenheidjes, bewoond door zeer uiteenlopende mensen en groepen. Hollanders waren niet alleen onderling erg verschillend, ze hadden in tal van opzichten ook veel weg van anderen, zoals Geldersen, Engelsen of zelfs Fransen. Vooral in de Hollandse steden was het een mengelmoes van jewelste. Le Francq van Berkheij draaide er zelfs niet omheen dat er vrijwel nergens meer onverdund 'oud-Hollandsch bloed' door al die aderen vloeide. En als arts wist hij waar hij het over had. Zijn conclusie kon dan ook moeilijk anders zijn dan dat een zoektocht naar een eigen Hollandse identiteit geheel vergeefs was. Tot zover was hij dus niet zozeer een 'volkskundige', maar een boeiende voorloper van de postmoderne redactie van deze Cultuur en migratie-serie.
    Op dit punt aangekomen, maakte Berkheij - een conservatief, naar de toenmalige verhoudingen - een interessante wending in zijn betoog. Waarom, vroeg hij zich af, stonden al die buitenlanders eigenlijk in de rij om naar Holland te komen? Dat kwam omdat zij popelden om deel te nemen aan de traditie van Holland, om zich te scharen in de gelederen van 'oude oprechte Voorstanders van Burgerlyke en Godsdienstige Vryheid'.
    Hem interesseerde het dus niet zo erg waar die mensen vandaan kwamen, wat voor kleding, eetgewoonten of flirtgedrag zij erop nahielden - hem ging het om de vraag waar zij - samen met de Hollanders die er al woonden - naartoe wilden, wat zij wensten te delen. Dat verklaart ook waarom hij zowel joden als katholieken hun rechtmatige plaats gunde in de gemeenschap, wat in die tijd allerminst vanzelfsprekend was. Verschillen waren eigenlijk niet zo van belang. De echte vraag was of de migranten deel wensten te nemen aan een specifieke politieke cultuur, aangezien dat van levensbelang was voor de vorming van een waarlijke gemeenschap.
    Het is dezelfde kwestie die door Ernest Renan een eeuw later werd aangesneden in zijn boekje Wat is een natie?. Raciale eenheid, betoogde hij, was geen noodzakelijk criterium, en taal en religie ook niet; het was zelfs niet nodig dat natie en staatkundige eenheid elkaar overlapten. Een gemeenschap, een natie, was volgens hem niet meer en niet minder dan een groep mensen die een lotsgemeenschap vormden én besloten hadden met elkaar verder te gaan. Het antwoord op zijn vraag lag dan ook op het politieke terrein. En daar ligt die vraag nog steeds, aangezien zij door de aanhoudend veranderende omstandigheden voortdurend opnieuw beantwoord dient te worden.
    De huidige cartoonrel heeft die vraag zelfs meer dan ooit op scherp gesteld. Willen de migranten werkelijk bij de Nederlandse samenleving horen? En omgekeerd: welke prijs is die samenleving, waar religie zo grondig uit het openbare leven is verdreven, bereid daarvoor te betalen? De huidige verwarring en onzekerheid zijn dan ook vooral te verklaren uit het feit dat de discussie daarover, aan alle kanten, pas zeer recent wordt gevoerd. We weten zelfs niet of we met z'n allen een schort moeten aantrekken en roti gaan proeven.

In de serie Cultuur en migratie in Nederland: Isabel Hoving, Hester Dibbits en Marlou Schrover (red.): Veranderingen van het alledaagse 1950-2000 Sdu Uitgevers; 446 pagina's; 35,- ISBN 90 12 09773 8 Jaap Vogel (Leo Lucassen en Wim Willems eindred.): Nabije vreemden - Een eeuw wonen en samenleven Sdu Uitgevers; 249 pagina's; 35,- ISBN 90 12 09777 0


Terug naar Allochtonendebat 2006  , Allochtonen overzicht  , of naar site home .
 

[an error occurred while processing this directive]