De weinig bekende bron is het Leidse universiteitsblad Mare. Het nummer van 18 september meldt dat de nieuwe voorzitter van het College van Bestuur is geworden A.W. ('Awee') Kist, tot voor kort voorzitter van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. De overstap wordt door Mare 'verrassend' genoemd, en citeert prof. mr. Hans Nieuwenhuis (buurtgenoot en voormalig college): 'Als je me vijf namen van gegadigden had gevraagd, was de zijne er niet bij geweest'., en gaat verder met 'Nieuwenhuis vermoedt achter de overstap een 'vage onrust' in Kist over diens wetenschappelijke ambities.' Dit stuk plaats dit gebeuren in het wijdere kader van het proces van benoemingen in dit soort bestuurlijke en politieke functies. In dit algemenere kader zijn de details en specifieke omstandigheden van ieder apart geval interessant, maar de aspecten die meerde gevallen gemeen hebben. Dat wil zeggen dat in het geval van Kist niet zijn "vage onrust" van belang is, maar het meer voorkomende feit dat een leider van een ambtelijke instelling die op een of andere manier onder vuur is komen te liggen een soepele aftocht naar een andere functie wordt geboden.. Voor de mogelijke tegenwerpingen dat de benoeming al geregeld was voor de feiten in het kader van de bouwfraude naar buiten kwamen: op het moment dat het openbare deel van zo'n parlementaire enquête begint, zijn er al vele maanden van onderzoek voorafgegaan, en de feiten die achter het starten van het onderzoek steken zijn nog veel langer bekend. Er was dus waarschijnlijk voldoende gelegenheid om de aftocht van Kist voor te bereiden. Mare verschaft ook informatie over de weg van Kist naar de NMa. Via een studie rechten en het lidmaatschap van het Leidse Studentencorps, begon hij als wetenschappelijk medewerker, stapte over naar de advocatuur met als specialisatie bedrijfsrecht, werd partner van het prestigieuze advocatenkantoor Pels, Rijcken & Droogleever Fortuijn, en trad op las landsadvocaat. In 1997 werd hij gevraagd de Nederlandse kartelpolitie, de NMa, te gaan leiden. Deze carrière is redelijk representatief voor topmensen in bestuur en bedrijfsleven: een rechtenstudie en het studentencorps zijn veelvoorkomende ingrediënten. Deze eerste stappen zijn een voorwaarde voor banen bij instellingen als het genoemde prestigieuze advocatenkantoor. Bij goed functioneren volgen de hogere aanstellingen dan bijna als vanzelf. Deze vorm van carrière maken heet ook wel het "old boys" netwerk, of "jobs for the boys". De terminologie is Engels omdat in Engeland de beschreven manier decennialang de enige was om aan een topbaan te komen. In Nederland is het proces minder allesdoordringend, maar waarschijnlijk wel nog steeds de meest voorkomende manier om een toppositie te bereiken, en in ieder geval de snelste (het feit dat dit nog nooit deugdelijk onderzocht is, is een van de falen van de sociologie als vak). Uit de Mare: "Kist en Nieuwenhuis ... maakten deel uit van een gouden generatie waartoe ook de voormalig landsadvocaat en huidige 'super PG' Johan de Wijkerslooth behoort." Let ook op het vele voorkomen van "deftige" namen. Voor een functie als hoofd van de NMa zijn een aantal kwaliteiten belangrijk, zoals kennis van het recht en het bedrijfsrecht in het bijzonder, en van de manier waarop het bedrijfsleven werkt. Maar daar waar de NMa een controlerende functie heeft, lijkt het hebben van een onafhankelijke blik ook belangrijk, zo niet het belangrijkst; want wat heeft allerlei technische kennis voor zin als de betreffende persoon of instelling niet de geneigdheid heeft om een onafhankelijk oordeel te vellen. En dat nu wordt door het deel uitmaken van een old boys netwerk ernstig bemoeilijkt. Om preciezer te zijn: dit soort benoemingen zijn juist vaak in omgekeerde zin bekend. Uit hetzelfde Engeland van het old boys netwerk komt ook het begrip van een "safe pair of hands". Daarmee wordt bedoeld dat op allerlei onderzoeksposities, bijvoorbeeld het voorzitterschap van een onderzoekscommissie ingesteld door de regering na een of ander schandaal, iemand benoemd wordt waarvan bekend is dat hij niet al te hoge golven zal veroorzaken (in Engeland wordt succes in zo'n functie vaak gevolgd door een koninklijke onderscheiding; het hele proces is daar dusdanig gewoon dat het geparodieerd is in de TV-serie Yes, Minister, de beste leerschool voor bestuurlijke processen na de praktijk, en zeker de meest eerlijke en openhartige) Het valt niet te verwachten dat Nederland in dit opzicht wel heel veel beter is dan Engeland. Een voorbeeld is het optreden van Jos van Kemenade, waarvan naar aanleiding van kwestie Srebrenica is uitgekomen dat hij als voorzitter van een onderzoekscommissie naar het functioneren van de legertop in deze affaire welbewust (dat wil hier zeggen: in dagelijks overleg met de minister-president Kok) gevoelige informatie buiten het onderzoek heeft gehouden. Van Kemenade was toen al voorzitter geweest van meer van dit soort commissies. Ook deze commissies zijn met nietszeggende conclusies gekomen (een onderzoek naar deze commissies is dus ook noodzakelijk). Kortom, Van Kemenade is een duidelijk voorbeeld van een safe pair of hands. Ter bevestiging: ook Van Kemenade kreeg een ook Engelse beloning: hij werd op vrijwel de laatste dag van het kabinet Kok benoemd tot Minister van Staat. Het is dus waarschijnlijk dat de benoeming van A.W. Kist als hoofd van de NMa een safe pair of hands benoeming was. Dat zou een goede verklaring zijn voor het feit dat, zoals geconstateerd in de NRC, 'dat de NMa de 'grote jongens' zoals de bouw- en oliebedrijven met rust liet en vooral tegenover politiek en media wilde scoren.' Voor degenen die menen dat toch niet aan Kist als leider alleen kan liggen, ook daarvoor biedt de Mare een verklaring: 'hij selecteerde zelf het personeel en hanteerde daarbij hoge eisen.' Dit is dus het personeel dat telefoontjes kreeg van directe betrokkenen uit de bouwwereld, die kartelafspraken meldden, en door dat personeel nooit werden teruggebeld. Kortom, de Nederlandse Mededingingsautoriteit is als organisatie door wat er rond de bouwfraude bekend is geworden in zijn geheel gecompromitteerd. De enige manier om de geloofwaardigheid ervan als controlerende en optredende organisatie te herstellen is het ontslag van al het beleidsbepalende personeel. |