Industrie versus handel
Groot nieuws uit de hoek van de economische wetenschap: er is een econoom die
bedacht heeft dat je ook iets moet produceren als maatschappij om te overleven.
Naar aanleiding van de sluiting van de scheepswerf Van der Giessen-de Noord
merkt econoom Kleinknecht op (de Volkskrant, 27 augustus 2003, bronnen):
'We kunnen toch niet allemaal hypotheken verkopen?' Laat dat nu precies zijn wat
ons al ruim twintig jaar voorgehouden wordt door het gezamenlijke complex van
economen en politici: de productiesector is niet belangrijk, de dienstensector
is de banenmotor van de moderne maatschappij. Met deze leuze in de hand zijn
hele industriesectoren afgestoten. Concludeert Kleinknecht: 'Zo blijf je niet
rijk'. Merkwaardig dat over zulke evidente waarheden twintig jaar lang het
tegenovergestelde beweerd kan worden.
De Volkskrant, 07-08-2003, van verslaggeefster Sheila Sitalsing
Na wegvallen industrie rest hondenbaan
Het einde van een scheepswerf lokt een klaagzang uit over verdwijnende
industrie. De expert: 'Waar maken we ons druk om?' De contra-expert: 'We kunnen
toch niet allemaal hypotheken verkopen?'
Op de hei bij Bussum ontmoette Alfred Kleinknecht onlangs een professionele
hondenuitlater. 'Dat is een báán!', zegt hij ontsteld. 'Moet een rijk land zijn
geld verdienen met het uitlaten van andermans honden?' Kleinknecht, aan de TU
Delft hoogleraar Economie en Innovatie: 'Zo blijf je niet rijk.'
Nu scheepswerf Van der Giessen-de Noord moet sluiten, voegt
Kleinknecht zich bij de bezorgden, die zeggen dat de maakindustrie wegkwijnt.
Nog even, en we doen in dit land niets anders dan elkaars haren knippen.
De bijdrage aan het nationaal inkomen van fabrieken waar iets
gemaakt wordt, daalt gestaag, zegt het CBS. In 1995 was dit aandeel 16,7
procent; in 2001 was het 13,4 procent. Het aandeel van de zakelijke en
financiële dienstverlening - accountants en reclamebureaus - steeg navenant.
Spectaculairder zijn de banen. Waren er in 1970 1,4 miljoen
voltijd arbeidsplekken in de industrie, anno 2002 waren dat er nog 946 duizend.
In de dienstensector explodeerde het banental, naar 4,83 miljoen in 2002.
Nederland deïndustrialiseert, heet het. Een proces dat in de
jaren zeventig begon, toen Nederland grootscheeps aardgas ging exporteren. Door
de resulterende waardestijging van de gulden, werd de export van
industrie-spullen weggedrukt.
'Och', relativeert Hans Schenk, expert industriebeleid en
hoofd van het binnenkort te openen economische instituut van de Universiteit van
Utrecht. 'Met die deïndustrialisering valt het reuze mee.' Samen met collega
Jules Theeuwes onderzocht Schenk de maakindustrie nauwkeurig. Conclusie:
gecorrigeerd voor statistische vertekening, is er amper deïndustrialisatie. Ja,
de werkgelegenheid zakt in. 'Maar de productiviteit blijft op peil.'
Wél zorgelijk, zegt Schenk, is dat onderzoek, ontwikkeling en
innovatie vooral gebeuren in de maakindustrie. En die ontwikkeling stagneert
wél. Schenk: 'Daardoor stokt de groei van de toegevoegde waarde in de
industrie.'
Of dat 'erg' is voor de totale welvaart, durft Schenk niet te
zeggen. Kleinknecht denkt van wel: 'We kunnen toch niet allemaal hypotheken
verkopen?'
Vanwege 'de R&D-component' is Schenk wel voor algemene steun
aan de industrie, via het faciliteren van kennisuitwisseling tussen
universiteiten en bedrijven. 'De Zweedse overheid betaalt 9 miljoen euro om zes
universiteiten onderzoek te laten doen naar het milieuvriendelijker maken van de
zware industrie. Zoiets is in Nederland ondenkbaar.'
Specifieke sectoren volstoppen met subsidie, is niet slim,
zegt ook Kleinknecht. 'Je moet geen branches vertroetelen, maar slimme
ondernemers. Neem mijn vouwfiets. Prachtig ding, dat bewijst dat je van een oud
product iets slims en duurs kunt maken.'
|