Bronnen bij Alfa's en bèta's, sociologisch: vakmanschap
Een van de verschillen tussen alfa's en bèta's is de waarde die men hecht
aan vakmanschap. Onderstaand een eerste voorbeeld, over de
landschapsschilder Bob Ross, die beroemd is vanwege zijn cursussen
schildertechniek voor iedereen (VARA TV Magazine, nr. 26-2002, door Carel Helder):
De cursussen van Bob Ross laten zien hoe
de techniek van het schilderen van bijvoorbeeld een landschap werkt. Een paar
voorbeelden: maak eerst de achtergrond, dan middengebied, dan voorgrond; gebruik
voor de achtergrond grauwe of gedekte kleuren, en steeds helderder naar voren;
pas gereedschap (penseel, kwast, mes) aan aan het gewenste effect (diffuus
gebladerte door tamponneren met de kop van een rechtafgesneden kwast, scherpe
lichtreflecties op water met een mes; kleine takken in het gebladerte door met
een mes in het groen te krassen); schilder niet alle details (zoals licht en
schaduw van een stam), maar laat de verf het werk doen (breng licht en heldere
verf aan op hetzelfde gereedschap, en zet de stam in één keer neer). Meer over
Ross' techniek en wereld hier
.
De clou van het verhaaltje van Hannink ligt in een frase in
de laatste zin: 'het banale vakmanschap'. Het vakmanschap van Bob Ross wordt in
het hele stuk neergezet als minderwaardig. Nog een aardig
staaltje vinden we hier (de Volkskrant, 10-11-2005, door Hans Aarsman):
Uit de twee verhalen kan men duidelijk opmaken
dat het hier niet alleen gaat om een houding die alle vakmanschap als banaal en
minderwaardig beschouwd, maar dat er bij lieden met deze alfa houding, ook een
aanzienlijke mate van kwaadaardigheid in de gehanteerde toon en mentaliteit ligt
- zie bijvoorbeeld die auto in de laatste zin van Aarsman: zonder moderne
viezigheid is kunst geen kunst
.
Vele jaren later, in 2012, is Ross nog lang niet vergeten
(de Volkskrant, 03-02-2012, rubriek Stekel, door Sander van Walsum):
Het zit heel diep in de geest van de alfa.
Precies zulke zelfde verhalen worden verteld over André Rieu, die er in
geslaagd is lichte klassiek muziek als de walsen van Johann Strauss populair
te maken, met nieuwe, kwalitatief goede eigentijdse arrangementen. Ook hier
wordt door de critici het vakmanschap van Rieu niet in twijfel getrokken, en
door Rieu toch te bekritiseren, bekritiseert men in feite dit vakmanschap.
Onderstaand een paar voorbeelden, beginnende met een recensie van een andere
musicus (de Volkskrant, 10-10-2007, door Ton Maas):
Zo. André Rieu is de norm voor wat er mis kan
gaan. Definitiever kan een oordeel niet zijn. Als
volgende de expliciete verwoording ervan (VARA TV Magazine, nr. 51/52-2006, ingezonden brief van Dick Harris (Den
Haag)):
Rieu zelf heeft al dit soort zaken natuurlijk van heel nabij meegemaakt, en
heeft er ook een duidelijk oordeel over (VARA TV Magazine, nr. 48-2006, door Rob van Scheers):
Het geval dat Rieu zelf nog noemt, dat van komiek André van Duin, was
eenzelfde geval waarin de culturele elite zich afwendt van het pure
vakmanschap dat Van Duin ook altijd heeft gehad. De ingezonden
briefschrijver verwoordt de intellectuele opinie op treffende wijze. Voor
wat het geval van André van Duin, een volledige bekentenis van iemand uit
het hart van de televisiewereld, door televisiepresentator en -journalist en
publicist Fons de Poel (Dagblad De Pers, 11-02-2008, door Fons de Poel):
Maar waar men in links intellectuele kringen in het openbaar zo
expliciet afgeeft op mensen als Rieu en Ros, en op niet-kunstzinnige
terreinen op mensen als Oprah Winfrey en Dr. Phil, beseft men onbewust wel
degelijk de intrinsieke waarde ervan - de openbare afwijzing is gebaseerd op
foute ideologie en andere psychologische storingen als cynisme. In het geval
Bob Ross blijkt de onbewuste erkenning van zijn belang uit onderstaande (de Volkskrant, 10-11-2006, rubriek TV door Wim de Jong):
Ook in het geval van Oprah Winfrey als Dr. Phil
is de jarenlange minachting op den duur ingewisseld voor schoorvoetende
waardering, omdat men het eigen standpunt niet vol kon houden.
Een ander voorbeeld van de invloed van die anti-vakmanschap
houding is de decennia lange periode waarin iedere vorm van realistisch
uitziende schilderkunst volkomen onmogelijk is gemaakt door een soort
kunstmaffia. Bij een realistisch kunstwerk is een gebrek aan vakmanschap veel
zichtbaarder dan voor een non-figuratief. Maar natuurlijk is geldt voor beide
dat een goed kunstwerk zowel vaktechnisch als inhoudelijk goed moet zijn.
Het bekende eindpunt van de onderwaardering van vakmanschap
boven noviteit (originaliteit is meestal een te positief woord) zijn
schilderijen als van Barnett Newman, bestaande uit niets meer dan drie gekleurde
vlakken, of zelfs een enkele witachtige kleur (de auteur heeft er meerdere zien
hangen op een prestigieuze tentoonstelling), of muziekstukken die bestaan uit
een periode van stilte.
Naar Alfa's en bèta's, sociologisch
, of site home
.
|