Bronnen bij Cognitieve therapie: cognitieve dissonantie

Wat voorbeelden van gevallen en toepassingen van cognitieve dissonantie (Leids universiteitsblad Mare, 19-03-2009, column door Willem van der Does, klinisch psycholoog en bijzonder hoogleraar experimentele psychopathologie):
  Il Pentito

... NRC Handelsblad plaatste op maandag jongstleden een advertentie van de bestuursvoorzitter van Van Lanschot Bankiers – gratis, op de opiniepagina. Op dinsdag werd deze advertentie in dezelfde krant zelfs de opening op de voorpagina. ‘Deckers doorbreekt omertà van bankiers’ luidde de kop.    ...
    De verontschuldiging van Deckers is een mooie illustratie van de werking van een psychologische natuurwet: cognitieve dissonantie. Hoewel hij 22 jaar bij ABN Amro heeft gewerkt, ziet Deckers, nu hij baas is bij Van Lanschot eigenlijk helemaal geen reden voor excuses. Maar vooruit, hij had eerder moeten waarschuwen voor het gedrag van sommige collega’s. Ondertussen wordt het eigen straatje nog even schoongeveegd: Van Lanschot heeft zich altijd keurig gedragen, er zijn bijvoorbeeld geen extreem hoge bonussen betaald. Cognitieve dissonantie betekent dat we ervanuit moeten gaan dat Deckers werkelijk gelooft wat hij schrijft, en dat hij dus vindt dat het cashen van € 714.000 aan opties door een van zijn bestuurders in 2008 niet valt onder de noemer ‘extreem hoge bonus’. In 2007 ontving hij zelf € 716.000 aan bonussen en opties, bij een vast salaris van € 634.000. Tja, zo wil iedereen zich wel keurig gedragen.
    Cognitieve dissonantie is het ongemakkelijke gevoel dat ontstaat als iemand er twee strijdige cognities (gedachten, meningen, attitudes) opnahoudt. Bijvoorbeeld, toen duidelijk was geworden dat er geen massavernietigingswapens waren in Irak, ontstond er cognitieve dissonantie bij Republikeinen: de gedachte ‘we zijn voorgelogen’ was strijdig met de overtuiging ‘mijn partij deugt’. Dit werd door meer dan de helft van hen opgelost door te geloven dat er toch wapens waren gevonden. Als er feiten of meningen moeten worden aangepast, dan maar de feiten. Met neuroimaging onderzoek is aangetoond dat hersengebieden gewoon plat kunnen gaan bij de confrontatie met onwelgevallige informatie. Cognitieve dissonantie verklaart waarom studenten die het hardst ontgroend worden de sterkste band met hun vereniging krijgen: als je er veel voor over hebt, moet het wel waardevol zijn.
    Cognitieve dissonantie betekent ook dat het voor de meesten van ons erg moeilijk is om oprecht excuses te maken als ons doen en laten tot narigheid heeft geleid. Hoe groter de catastrofe waaraan we hebben bijgedragen, hoe moeilijker het is. De cognitie ‘Ik heb een ramp veroorzaakt’ strookt namelijk niet met het zelfbeeld ‘Ik ben slim, hardwerkend en een jaarsalaris van anderhalf miljoen waard’. Een van de twee cognities moet dus aangepast worden, en hoe groter de ramp, hoe groter de kans dat de eerste cognitie het haasje is.   ...

Waarmee we meteen een paar opvallende en grootschalige gevallen te pakken hebben.

Als volgende een kleinere (de Volkskrant, 21-03-2009, column door Bas Haring):
  Mijn hoofd is te stom om over een deursleutel na te denken

Woensdagochtend wordt bij mij het vuilnis opgehaald. Dat staat bij mij op een balkonnetje, te wachten op de woensdagochtend dat ik aan het vuilnis denk. Verleden week, vlak voordat ik naar mijn werk ging, dacht ik eraan.
    Nadat ik het vuilnis op straat had gezet, moest ik nog even terug mijn huis in, de deur van het balkon dichtdoen. De sleutel van het balkon zit altijd in het slot gestoken;
een gewone sleutel met een wit label en een handgeschreven tekst.
    Toen de balkondeur dicht was, liep ik mijn huis uit en draaide ik me in de gang om. Ik pakte de huissleutel om de voordeur achter mij te sluiten - ook een gewone sleutel met een wit label - en ik merkte dat de sleutel niet paste. Ik probeerde het nog een keer en zag plots dat op het label 'balkondeur' stond.
    Ik bleef seconden verstijfd staan. Ik bewoog niet en voelde mij als een computerprogramma dat even hapert. Soms doet een programma dat. Als het te veel moet rekenen, om het dan even later ineens weer gewoon te doen.
   Zo stond ik ook. Een paar seconden waarschijnlijk, maar het voelde als een kwartier. Mijn hoofd was bezig en had geen tijd meer over voor andere dingen. Als ik op dat moment aangesproken zou zijn, had ik niet kunnen reageren, volgens mij.
    Na die tijd van stilstand wist mijn hoofd wat er was gebeurd: ik had per ongeluk de sleutel van de balkondeur meegenomen en probeerde daarmee de voordeur dicht te doen. Maar het vreemde was: waarom moest mijn hoofd zo lang over deze gevolgtrekking doen?
    En waarom was hij zo ingewikkeld, dat ik secondenlang niets anders kon?
De conclusie die ik uiteindelijk getrokken heb, is dat mijn hoofd gewoon niet zo goed kan denken. En vooral niet zo snel. Seconden heeft mijn hoofd nodig om tot de voor de hand liggende conclusie te komen dat ik gewoon de verkeerde sleutel heb gepakt. Blijkbaar is mijn hoofd zo stom.   ...

Bas Haring trekt de verkeerde conclusie, wat dit is een typisch geval van cognitieve dissonantie. In zijn hoofd had hij een wereldbeeld waarin hij een huisdeursleutel in zijn hand had, en de werkelijkheid toonde hem dat hij een balkondeur sleutel in zijn hand had. Vanwege het plotselinge karakter van de ervaring was zijn hoofd dusdanig van slag, dusdanig in dissonantie, dat hij een paar seconden lang niets meer kon.


Naar Psychologische krachten  , of site home  .

22 mrt.2009